inleiding

C KJ )den, als 't belang van dc polder zou komen tevorderen, of dat zy de fupplianten gelievden tewettigen om hun beftuur over te dragen, en hunals dan te indemneeren voor alle de onheilen, diedaar uit zouden kunnen voortvloeien, of dat zy teronderzoek van zaaken wilden committeren zodanigeperzoonen, welken meer dan deze lieden gefchiktzouden zyn, om omtrent de gefteldheid en't belang van de polder te kunnen informeeren;daar de Supplianten niet fchroomen of voor UI:,of voor dc geheele wereld, open te leggen allehunne verrigtingen in 's polders beftuur, waardoor zy vermeend hebben, en noch vermeenen depolder, zo niet te redden uit deszelfs te diep vervallenftaat, die door de enorme duurte van allede benodigde materiaalen in de omftandigheden,waar in men thans verfeert, van tyd tot tyd noodwendigmoet verergeren, ten minste zo veel mogelykftaande te houden, en voor eene totaaleruïen te bewaaren.Dat al 't voorgemelde, 't welk vertrouwd wordgenoegzaam te zyn, om UI: eene volledige kennisvan zaaken te _ doen hebben, de Supplianten ookwederom nu in de onvermydclyke noodzaakclykheidgebragt heeft, om zig tot UI: te keeren, metnader mftantelyk verzoek, dat Gyl: zodanige voorzieninggelieve te doen , waar door zy bevryd mogenworden van alle foortgelyke ftoornisfen in hunbeftuur, als zy nu zedert zo een geruimen tyd vaneen gering gedeelte van 's polders Ingelanden hebbenmoeten ondervinden ; en tevens geëffectueerdworde, dat aan de, by 't laatst gedaan adres aanmeergem: Prov: Repraefentanten, gemanifesteerdevolkftem tot confervatie van het altoos plaats o- c.had hebbend geregeld beftuur voldaan, en dezelveniet