inleiding

N A B E R I C H T .Men eerbiedigt te veel de waardige grysheidvanden Burger Geelvink, en men doet te veel huldeaan de verdienften van den Burger Calkoen , dandat men zou kunnen gelooven, dat de laffe vleitaalvan den fleller, waar van de klank zelv 'fgehoor van zulke mannen moet kwetzen, huneenigzints zoude flreelen, (*) en men tevens niet,verontwaardigt zou zyn, dat men die burgers opzo eene wyze gecompromitteerd heeft, daar 't,waarfchynlyker is, dat dezelven, zeker door ver--keerde inductien misleid, al aanflonds by 'i eerstentretienmet Heemraaden , en de vertooning hunnerCommisfie zig beklaagt zullen hebben de vergeefschemoeite van hunne reis, en de finguliererol die zy in de uitoefening van dezelve /peelden,daar zy ooggetuigen zynde van de geregelde ordein de behandeling van zaaken by V Collegie vanHeemraaden plaats hebbende, ook in dezelvendaadelyk dat vertrouwen kwamen te flellen,geen zy te recht meriteerden, en ook daarom, nain allen opzigte overeenkom/lig de betamelyke achtingaan een wettig Collegie verfchuldigt, zigge-** 3 dra-(*) Eene anecdote van zeker oud Redenaar zou misfchienhier niet kwalyk pasfen.Dezelve had eene redenvoering voor eene groote menigtegedaan; wanneer men hem na 't eindigen verhaalde, datdezelve door die menigte ten fterkfte was toegejuigt, vroeghy aan een zyner vrinden, of hy ook eenige gekheid gezegtof gedaan had.