inleiding

C 130 )reed geworden zynde van de onbillykheid, die erin gelegen zou zyn, om de agtergelegen landen,cn byzonder de polder van de Schermeer te bezwaarenmet 't onderhoud der Zeedyken, nu vande foliditeit der redenen door ons ten deze geavanceert,volkomen overtuigd, met ons de gegrondheiddcrzelven moeten avoueren, en dus geenzwaarighcid maaken, om van derzelver voorige gedagtenhier omtrent te rag te komen, cn in tegendeelmet ons uit een gelyk oogpunt de onbillykheid,welke er door zou komen plaats te hebben,befchoüwen.En 't is dan Ed: Mog: Hrn: in dat billyk vertrouwen,dat wy hier mede deze onze bedenkingendoor UEd: Mog: van ons gerequircerd opderzelver advis, ter zaake van 't gedaane verzoekdoor die van de Z: polder aan H: Ed: G: Mog:ingeleverd, als voldoende en overcenkomdig derzelveraanfehryving zullen beiluiten, cn dc nadereoverweging van dezelven aan het meer verlichtoordeel van UEd: Mog: zelve overlaaten, wanneerwy ons te recht zullen kunnen vlyen, dateenig ander uitgedagt middel ter redding van dievan de Z: polder of foortgelyke onvermogenden,buiten bezwaar van onze polder zal fubintreren inde plaatze van 't geen dieswegens reeds door UEd:Mog: by derzelver advis was voorgedagen, cndezelve dus bevryd zal blyven van een bezwaar,dat de fituatie van haar onvermogen zo aanmerkelykzou komen te verergeren.Waar