inleiding

C 33 )ten *t gefchikst middel om den ondergang van eenpolder, die niet dan met veel zorg en moeijteword in ftand gehouden, voor te komen, metbetuiging bereid te zyn van hunnent wegen in allesméde te werken tot dat geen 't welk tot heilvan dezelve polder, en deszelfs Ingezetenen zalkunnen drekken , zo als zulks tot nu toe derzelvervoornaamfte doel en zorg is geweest: wordendeinmiddels, en met afwagting van 't geen door dethans benoemde provifioneele Volk-Repraefentantenzal worden daargefteld, de goede Ingezetenen, als een blyk van hartelyke toegenegenheid,ter voorkóming van allé de nadeelen, welken anderzintshunne goederen , en eigendommen in gemeldePolder leggende zouden kunnen overkomen,op 't fterkst aangeraaden geene zodanigevoorbaarige Happen te doen, die anders gewis eenonherftelbaar verderf voor de polder, en dus voorde bezitters van daar in gelegen landen , zoudenkunnen aanbrengen, en waar voor zy , indien onverhoopt't tegengeftelde mogt plaats hebben, bydeze plegtig moeten betuigen niet verantwoordelykte willen zyn.A.ctum 7 February 1795.(was geteh)In kennisfe yffl wy Secretaris.W: B O L T E N.c B r-