inleiding

C »o )gevaar, 't welk die oude landen door 't dagclyksgrooter worden van dezelve meeren dreigde, bezeilende,met genoegen befpeurt, da: verfcheideaanzienlyke en gegoede Ingezetenen zig iamenvoegde om door de bedyking van gem: meeren detegenwoordige oude landen tc bevryden van eenengevaarlykcn vyand van binnen, onder wiens geweldzy vroeg of laa: zouden hebben moeten buktei, of door, hunne vermogens te bovengaande,kostbaarc werken denzelvcn eene cfficaeieufe wëerftandbieden; en dus zyn van tyd tot tyd dan doordeze dan door geene asfociaticn aan den Souverainaanzoeken gedaan ter verkryging van Octroycn totbedyking van Purmer, Becmder, Wormer, Schermecr,Starmeer, en anderen, met dat gevolg datdezelven allen zyn gcaccorclcert op zodanige conditiën, dat 't nadeel, 't welk aan de toenmaaligelanden, en aan derzelver uytwatering, door dezebedykingen zou worden toegebragt, indien daarby niet tevens voor hunne belangens gezorgd wierdgeheel kwam benomen te worden, waar door danook de thans oude landen tot op dezen tyd in wezenzyn gebleven, en met ligtcr dyken zig alleenhebben behoeven te beveiligen tegen een by enkeleextraordinaire gevallen hooger, doch echterftÜ binnen boefem water, terwyl ten laste vangem: bedykingen ten behoeven van dezelve Landenter facilitcring van de uitloofing van hun overtolligbinnen water gebragt en gebleven zyn kostbaarcwerken, die dezelven de een meer de andereminder zodanig drukken, dat fommigc van dezelvenieuwe bedykingen, waar van dc meede juist nietbeantwoord hebben aan de voordecligc verwagting,welke men voor de bedyking daarvan hadopgevat, zo hier door als door haar eigen zwaaron-