inleiding

vatïe van den verderen Zeedyk, als een gereedmiddel weder uitgedagt wordende, in niet gunftigeromdandigheden te geraaken, dan waar in volgens't rapport van Hun Ed: Mog: de Zuidpolderzig thans bevind; en zouden de revenuen derlanderyen in die meeren dan mogelyk ook nietweldra gelyk daan met die van gem: Zuidpolder?zouden de capitaalen der Eigenaaren daar door niettot eene niets meer beduidende waarde daalen ,' enzou het Gemeeneland zelve er niet door komente misfen dc inkomden, welke het zelve nu vandie landen komt te genieten? Dan indien de agtergelegen landen al eens gcrcedclyk konden overgaanom 't onvermogen van de Z: polder uit hoofdevan 't belang, dat daar in voor hun zou gelegenzyn, te gemoet te komen, zouden zy daardoor voor 't gevaar, 't welk hun by doorbraak zoutc wagten daan, op zodanig eene wyze beveiligdworden, dat zy hunne ringdyken niet meer danvoor 't binnen water zouden behoeven bedand temaaken? immer neen! gelyk gevaar daat hun metdat al op gelyke wyze tc wagten van den verderenring der Zeedyken, en zy zouden dus verpligtzyn, niet tegendaande dit bezwaar hunne Dykenin dien daat te houden, dat dezelven, ingeval vanonverhoopte doorbraaken, tegens den eerden aanvalvan 't Zeewater bedand zyn, in welke gevallenzy zig by de doorbraaken, van de waterlandfche,St:-Aagten en Asfendelver dyken bevondenhebben, wanneer de bedendigheid der Dyken vande agter gelegen bedykte meeren ter afkeering van't binnen water genoegzaam gebleken is.En eindelyk Ed: Mog: Heeren, zo het al eens,gelyk men mogelyk in den eerden opflag zulkszou kunnen dellen, billyk was,, dat alle die gecnen5