inleiding

C 129 )kwam te verfchaffen, die, door meer drukkendebelastingen op die landen te leggen, zodanig zouverminderen , dat dezelven daar door zeer rasch toegelyke waarde als des Z: polders landen gebragt,en de eigenaaren en van hunne goederen, cn vanhun levensonderhoud zouden verdoken wordenen deze fchoone polder, die hoe dorifanter dezelvekan gehouden worden, hoe voordeeliger dieook voor den lande komt te zyn, zal ook danweldra moeten ondergaan 't zelvde lot, 't welk,zo als zulks in 'c advis van UEd: Mog: word aangehaalt,de Z: polder waarfchynlyk zou te beurtvallen, indien derzelver omdagen verhoogt wierden, en veele landen van eene met zo veel kostenbedykte meer zouden eerst uitgeboert, en daar nagewis geabandonneert worden, en men zou eindelykzelfs genoodzaakt zyn, de directie van dezelveover te laaten aan zulken, die zonder inkomftenkans zouden zien zo eene geextendcerde polder inbehoorlyken ftand te houden.Ziet daar dan Ed: Mog: Hrn: volgens 't geenwy ons hadden voorgedeld ook dit twede pointafgehandelt en daar in naar onze gedagten volledigaangetoond de onbillykheid die er, byzonder tenopzigte van onze polder, in gelegen zoude zyn,indien men dezelve nicttcgendaande de zwaare kosten, welken ook zy ten algemeene nutte moet impenderen,door 't contribuabel maaken tot hetonderhoud der Zeedyken, noch bovendien zouwillen bezwaaren met de kosten daar toe vereifchtwordende: En, daar wy overtuigd moeten zynvan UEd: Mog: ajquitabele denkwyze, kunnenwy geen oogenblik twyffelen, of UEd: Mog: zullen, ofschoon door 't geen in voorige tyden omtrentdeze materie reeds is geallegeert, niet overreed