inleiding

C 4* )minfte wettigheid zig daarvan fchynen te willenmeester maaken: zy erkennen en kunnen ook nietanders ten opzigte van hunne beftuuring erkennen,dan 't wettig gezach van 't wedgevend lierhaamdezer Provincie, zynde thans de provifioneeleVolksrepresentanten van Holland; die hun reedshebben aangefchreven in derzelver onderfcheide betrekkingente erkennen zodanige Committé's als doordezelven ter uitoeffening van verfchillende zaakenm het regeeringsbeftuur, en ter bewerkino- van dealgemeene belangens van den Lande, waren aangefteld,en waar onder zy geene van deze vermeldvinden.* D a n d a a r ufe dit alles zomtyds een valfch befluitzou kunnen opgemaakt worden, even of niett belang van de Polder of van de bezitteren derdaar in gelegen Landen, maar 't eigenbelang, omzig daar door in 't thans plaats hebbend beduurgevestigd te houden, of andere voor 't algemeenwelzyn nadeelige oogmerken de dryfveeren hunnerhandelingen waren, zo moeten zy ook tevensby deze p egtig 't tegendeel betuigen, daar zy opt oogenblik bereid zyn hun te ontdoen van datbeftuur, waar in tot hier toe hun grootst genoegengeweest is te kunnen mede werken tot denwelvaart, en niet tot nadeel van polder en ingezetenen;en de uitoeffening daar van gaarne te willenopofferen aan den meerderen bloey, en welvaart, indien dezelve daar door zou kunnen bevordertworden, van een polder, wier onderganghun te zeer fmerten zou, dan dat zodanige opofferingenvoor hun te groot zouden zyn; indienzy, op eene wettige wyze daar van ontflagen,door een daar toe bevoegd gezach geauthorifeertworden hun beftuur met den aankleven van dien,zo