02.05.2013 Views

2009-2 - Algemene Ledenvergadering zaterdag 21 april 2012

2009-2 - Algemene Ledenvergadering zaterdag 21 april 2012

2009-2 - Algemene Ledenvergadering zaterdag 21 april 2012

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

de onthoofding van Karel I in 1649 de Vorstelikke-<br />

Lijk-staasy, gepast op de Dood van Carel Stuart, koning<br />

van Groot-Britanje.<br />

Zoet schreef veel toneelstukken waarin hij het<br />

gedrag van de rijken en hun pronkzucht hekelde.<br />

De deugd en eer verdwenen in de jacht op geld, alles<br />

was te koop. Zoet was een chroniqueur van zijn<br />

tijd; zo verhaalde hij in een pamflet ten tijde van de<br />

tulpengekte, over het<br />

doodzieke bloemenhoertje<br />

Flora en de kroegloper<br />

Suypgraag om de graaizucht<br />

te verbeelden. Cordes<br />

vergelijkt het werk van<br />

Zoet met dat van andere<br />

schrijvers, en constateert<br />

overeenkomsten bij voorbeeld<br />

het gebruik van specifieke<br />

stijlfiguren. Zijn<br />

scherpe hekeldichten en<br />

andere pennenvruchten<br />

hadden tot gevolg dat Zoet zelf object van kritiek<br />

werd.<br />

Later werd godsdienst belangrijker voor hem.<br />

Zijn sympathie lag duidelijk bij de doopsgezinden,<br />

al is hij nooit lidmaat geworden. Hij was een volgeling<br />

van David Joris, die meende dat het Duizendjarig<br />

Rijk van Christus spoedig op aarde werkelijkheid<br />

zou worden.<br />

Velen uit zijn omgeving waren doopsgezind,<br />

waaronder drukkers en graveurs. In zijn `t Groote<br />

visch-net bekritiseerde hij de verschillende kerken,<br />

hun machtsmisbruik en schijnheiligheid. Zoet bezocht<br />

de bijeenkomsten van de Collegianten. Zij<br />

vormden geen kerkgenootschap, en op de maandelijkse<br />

colleges kon eenieder vrij spreken en deelnemen<br />

aan het avondmaal. Zij kenden de doop<br />

door onderdompeling. Zoet eindigde bij de spiritualisten,<br />

die meenden dat de geest direct contact<br />

had met het opperwezen. Kerk, heilige geschriften,<br />

geestelijke leiders en andere uiterlijke zaken waren<br />

niet relevant, voor sommigen zelfs overbodig en<br />

gevaarlijk.<br />

Als Cordes spreekt over de Joden in Amsterdam,<br />

de vertaling van de Schoole der Jooden en over Costerus<br />

als auteur van de Historie der Joden, en in dit verband<br />

het woord (latent) antisemitisme gebruikt,<br />

vraag ik mij af of dit correct is. Het begrip antisemitisme<br />

werd pas in de 19de eeuw geijkt door Wilhelm<br />

Marr. Het moderne antisemitisme uit het<br />

laatste kwart van de 19de en de eerste helft van de<br />

20ste eeuw is een seculiere ideologie met een poli-<br />

boekbesprekingen 123<br />

tieke functie. Veel reeds eeuwenoude vormen van<br />

christelijke jodenhaat en anti-judaïsme werden<br />

door het moderne antisemitisme gretig gebruikt.<br />

Een onafgebroken continuïteit is er echter mijns<br />

inziens niet.<br />

Jan Zoet was een orangist. De ‘stededwinger’<br />

Frederik Hendrik was voor hem een vredebrenger,<br />

ondanks het wapengeweld dat hij hiervoor moest<br />

gebruiken. Zijn stellingnamen resulteerden in een<br />

verbanning uit Amsterdam, die hij probeerde ongedaan<br />

te maken door snel een lofzang aan te heffen<br />

op de regenten van Amsterdam!<br />

Cordes heeft een rijk en dik boek geschreven, met<br />

veel informatie over de tijd waarin Jan Zoet leefde,<br />

boekhistorische en letterkundige informatie; het is<br />

een genoegen het te lezen. Het boek is een dikke pil,<br />

maar zeker geen bittere pil! De “dappere woelwater”<br />

zoals Rob Hartmans in De Groene Amsterdammer van<br />

25 juli 2008 boven zijn recensie plaatste, kreeg na zijn<br />

overlijden van de onbekende J. van der Doos de volgende<br />

woorden toegedicht:<br />

‘Hier rust (indien hij rust) Jan Zoet, die in zijn<br />

leven<br />

Dorst zeggen, dat de doodt,<br />

Aan hem, in eeuwigheid, de doodsteek niet<br />

kon geven…’<br />

G.A.C. Boon<br />

Siger Zeischka, Minerva in de polder. Waterstaat en<br />

techniek in het Hoogheemraadschap van Rijnland 1500-<br />

1865. (Hilversum: Uitgeverij Verloren, 2008, 381<br />

blz., geïll., isbn 978-90-8704-023-9, prijs: ¤ 35,–).<br />

Vooral in de laatste decennia zijn de waterschappen<br />

in Nederland tot zeer grote organisaties gefuseerd.<br />

Veel van die instellingen zijn inmiddels onderwerp<br />

van studie geweest, meestal naar aanleiding van een<br />

jubileum. Vooral de bestuurlijke kant staat in die studies<br />

centraal. Zeischka richt zich op de invloed van<br />

de techniek en kiest vier onderling verschillende polders<br />

die samen een karakteristiek beeld geven van het<br />

reilen en zeilen binnen het totale hoogheemraadschap<br />

Rijnland. Als theoretisch kader gaat hij uit van<br />

twee concepten. Grootschalige technische infrastructuren<br />

(‘Large Technological Systems’, lts) is<br />

het eerste: een concept dat de dynamiek van de invoering<br />

van nieuwe technieken onderzoekt. Dit wil<br />

hij combineren met het concept ‘kenniscirculatie’.<br />

Dit laatste moet inzicht geven in de beschikbaarheid<br />

van technieken.<br />

Zeischka sluit aan bij het moderne inzicht dat met

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!