DE LOFZANG VAN MARIA - Geschriften van Maarten Luther
DE LOFZANG VAN MARIA - Geschriften van Maarten Luther
DE LOFZANG VAN MARIA - Geschriften van Maarten Luther
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
TWEE<strong>DE</strong> <strong>DE</strong>EL<br />
God Zelf is allereerst voorwerp <strong>van</strong> de lofprijzing der gelovigen.<br />
2. En mijn geest verheugt zich in God, mijn Heiland.<br />
1. Gods lof staat en valt niet met eigen ervaren en begeren.<br />
a) Maria prijst Gods loutere goedheid, ook wanneer zij niets daar<strong>van</strong> ervaart.<br />
Wat de geest is, is reeds gezegd: hij is het namelijk, die de ondoorgrondelijke dingen<br />
door het geloof in zich opneemt. Vandaar dan ook dat Maria God ook haar Heiland of<br />
haar zaligheid noemt, hoewel zij het noch had aanschouwd, noch ondervonden;<br />
integendeel: zij vertrouwde met vaste zekerheid daarop, dat Hij haar Heiland en haar<br />
zaligheid was, welk geloof zij uit het goddelijk werk, dat in haar geschied was, had<br />
ont<strong>van</strong>gen. En inderdaad, overeenkomstig de juiste volgorde begint zij, wanneer zij<br />
God eerst haar Heere noemt, en daarna haar Heiland, en eerst <strong>van</strong> haar Heiland en<br />
vervolgens <strong>van</strong> Zijn werken spreekt. Daarmede leert zij ons, hoe wij God op Zichzelf<br />
en naar de juiste volgorde moeten liefhebben en loven, en niets, wat <strong>van</strong> ons is, bij<br />
Hem zoeken; diegene echter heeft God alleen lief en looft Hem op de juiste wijze, die<br />
Hem uitsluitend daarom prijst, omdat Hij goed is, en aan niets meer denkt dan aan<br />
Zijn loutere goedheid, en daarin slechts zijn lust en vreugde vindt. Dit is een hoge,<br />
reine, lieflijke manier om lief te hebben en te loven, die bij zulk een hoge, lieflijke<br />
geest als deze maagd bezit, uitnemend past.<br />
b) De zelfzuchtigen prijzen God alleen, wanneer zij Zijn goedheid ondervinden.<br />
De onzuivere en verkeerde minnaars, wie het om niets anders dan om genot alleen te<br />
doen is en wat <strong>van</strong> hun gading is bij God zoeken, zij minnen en loven niet Zijn loutere<br />
goedheid, maar zien op zichzelf en letten er slechts op, in hoeverre God ten opzichte<br />
<strong>van</strong> hen goed is, m.a.w. in welke mate Hij Zijn goedheid aan hen voelbaar maakt en<br />
hun weldoet. Zij zien zeer tegen Hem op, zijn welgemoed, zingen en loven Hem,<br />
zolang dit gevoel duurt. Wanneer God Zich echter verbergt en de glans <strong>van</strong> Zijn<br />
goedheid tot Zich trekt, zodat zij naakt en ellendig zijn, dan is het tegelijkertijd ook<br />
met hun lieven en loven gedaan en zijn zij niet in staat de loutere, onvoelbare<br />
goedheid, zoals deze in God verborgen is, lief te hebben en te loven. Hiermede geven<br />
zij het bewijs, dat niet hun geest zich in God, de Heiland heeft verheugd; het is niet<br />
het echte liefhebben en loven <strong>van</strong> de loutere goedheid geweest, maar zij hebben zich<br />
veel meer in het heil verlustigd dan in de Heiland, méér in de gaven dan in de Gever,<br />
méér in het schepsel dan in God. Want zij kunnen niet dezelfden blijven in beziten<br />
gebrek, in rijkdom en armoede, gelijk Paulus zegt (Fil. 1: 12): "Ik heb geleerd,<br />
overvloed te hebben en gebrek te lijden".<br />
Van zulken zegt Psalm 49: 19: "Zij prijzen U, zolang Gij hun weldoet", als wilde hij<br />
zeggen: "Zij hebben zichzelf op het oog. en niet U; U zou hun onverschillig zijn,<br />
wanneer zij maar genot en goed <strong>van</strong> U zouden ont<strong>van</strong>gen". In deze zin verklaart ook<br />
Christus (Joh. 6: 26) aan degenen, die Hem zochten: "Voorwaar, ik zeg u, gij zoekt<br />
Mij niet, omdat gij tekenen gezien. maar omdat gij gegeten hebt en verzadigd zijt<br />
geworden". Zulke onreine valse geesten bezoedelen alle gaven <strong>van</strong> God en staan Hem<br />
in de weg, zodat Hij hun niet veel geeft, ook niet tot hun zaligheid aan hen werken<br />
kan.<br />
c) Dienovereenkomstig bestaat er drieërlei verhouding tot God.<br />
14