DE LOFZANG VAN MARIA - Geschriften van Maarten Luther
DE LOFZANG VAN MARIA - Geschriften van Maarten Luther
DE LOFZANG VAN MARIA - Geschriften van Maarten Luther
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
wij de grond <strong>van</strong> het e<strong>van</strong>gelie en bemerken, waarom de ganse verkondiging en<br />
prediking daarin op geloof aan Christus en de schoot <strong>van</strong> Abraham 71 aansturen;<br />
daarnevens bestaat er immers geen uitweg en geen hulp, waar dit geloof niet is,<br />
waardoor het gezegende zaad wordt aanvaard. Inderdaad: de ganse Bijbel staat en valt<br />
met deze eed <strong>van</strong> God; alles in de Bijbel heeft Christus tot middelpunt. Voorts zien<br />
wij, dat alle vaderen in het Oude Testament evenals alle heilige profeten hetzelfde<br />
geloof en hetzelfde e<strong>van</strong>gelie hebben bezeten, dat wij bezitten, gelijk Paulus zegt in 1<br />
Cor. 10: 1 v.v.; want zij allen hebben zich in vast vertrouwen aan deze eed <strong>van</strong> God<br />
gehouden en zijn in Abrahams schoot gebleven en aldus gered; met dien verstande,<br />
dat zij geloofden in het toekomstige en belóófde zaad, terwijl wij geloven in het zaad,<br />
dat verschenen en geschonken is. Het is echter alles één waarheid <strong>van</strong> belofte, gelijk<br />
ook één geloof, één Geest, één Christus, één Heere (Ef. 4: 5), heden gelijk in vroeger<br />
tijd en in eeuwigheid, zoals Paulus zegt in Hebr. 13: 8 72 .<br />
b) De wet werkt kennis <strong>van</strong> de zonde en verlangen naar Christus.<br />
Dat echter later aan de Joden de wet is gegeven, komt met deze belofte niet overeen;<br />
het is daarom geschied, opdat zij bij het licht <strong>van</strong> de wet hun met vloek beladen natuur<br />
des te beter zouden leren kennen en des te vuriger en sterker zouden verlangen naar de<br />
zegen <strong>van</strong> dit beloofde zaad. Daarmede hebben zij iets vóór gehad op de heidenen <strong>van</strong><br />
de gehele wereld. Maar dit voordeel hebben zij in een nadeel verkeerd, doordat zij<br />
zich ertoe zetten, de wet in eigen kracht te volbrengen, inplaats <strong>van</strong> daaruit hun<br />
armoede en vervloeking te leren kennen; daarmede hebben zij de deur voor zichzelf<br />
dichtgedaan, zodat het zaad voorbij is moeten gaan, en zij volharden daar nog bij, God<br />
geve, niet lang. Amen.<br />
En dat is de strijd <strong>van</strong> alle profeten met de Joden geweest. Want de profeten begrepen<br />
de bedoeling wel <strong>van</strong> de wet, n.l. dat men daardoor onze gevloekte natuur zou leren<br />
kennen en Christus aanroepen; derhalve verwierpen zij alle "goede" werken en het<br />
"goede" leven <strong>van</strong> de Joden, omdat het zich niet in deze richting bewoog. Zo werden<br />
die dan toornig op hen en doodden hen, omdat zij <strong>van</strong> godsdienst, goede werken en<br />
een goed leven afkerig waren. Aldus gedragen zich immers nog altijd de huichelaars<br />
en de heiligen, die aan de genade geen deel hebben, Hierover zou veel te zeggen zijn.<br />
c) De eeuwige belofte is voor de Joden bestemd ondanks hun ongeloof.<br />
Wanneer Maria echter zegt: "zijn zaad in eeuwigheid", dan moet "eeuwigheid" in deze<br />
zin worden opgevat, dat die genade bij het geslacht <strong>van</strong> Abraham, dus <strong>van</strong> de Joden,<br />
<strong>van</strong> die tijd af alle eeuwen door zal duren tot op de jongste dag. Want hoewel de grote<br />
massa <strong>van</strong> de Joden verstokt is, zijn er toch nog steeds - hoe weinig ook in aantal -, die<br />
zich tot Christus bekeren en aan Hem geloven: want deze belofte 73 <strong>van</strong> God liegt niet,<br />
wanneer zij verzekert, dat aan Abraham en zijn zaad de belofte is geschonken niet<br />
voor één jaar, niet voor duizend jaar, maar "in saecula" 74 , d.w.z. <strong>van</strong> de ene<br />
mensheidseeuw op de andere, zonder ophouden.<br />
d) Door Gods vrije genade kregen de heidenen deel aan Christus.<br />
71 Zie blz. 86.<br />
72 Toen <strong>Luther</strong> het "Magnificat" schreef (1521) beschouwde hij Paulus nog als schrijver <strong>van</strong> de<br />
Hebreeënbrief ; in 1522 oordeelde hij, blijkens zijn voorrede op de Hebreeënbrief, reeds anders.<br />
73 De nieuwe belofte <strong>van</strong> God, die hierin gelegen is, dat Maria (vers 55) de oude toezegging aan<br />
Abraham aanduidt als geldende "tot in eeuwigheid".<br />
74 Zo luidt het slot <strong>van</strong> vers 55 in de Vulgata; letterlijk tot in (alle) eeuwen.<br />
56