02.09.2013 Views

DE LOFZANG VAN MARIA - Geschriften van Maarten Luther

DE LOFZANG VAN MARIA - Geschriften van Maarten Luther

DE LOFZANG VAN MARIA - Geschriften van Maarten Luther

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Moeder Gods ben geworden, maar God en Zijn werk moet men aan mij eren en<br />

prijzen. Het is voldoende, dat men zich met mij verheugt en mij zalig prijst, omdat<br />

God mij heeft gebruikt, deze Zijn werken in mij te verrichten.<br />

Merk op, hoe volledig zij alle dingen tot God terugleidt; hoe zij in 't geheel geen werk,<br />

geen eer, geen roem voor zichzelf opeist. Zij gedraagt zich nog juist als vroeger, toen<br />

zij niets daar<strong>van</strong> bezat, vraagt ook niet méér naar eer dan vroeger; zij zet geen hoge<br />

borst op, laat er zich niet op voorstaan, bazuint het niet uit, dat zij Moeder Gods is<br />

geworden, verlangt geen eerbewijs, maar gaat als te voren in huis haar gang, melkt de<br />

koeien, kookt, wast de borden, veegt en is in de weer, zoals dit aan een dienstmeisje of<br />

huismoeder past, met geringe en eenvoudige werkzaamheden, als lieten zulke<br />

overweldigende goederen en genadeblijken haar onverschillig. De vrouwen en de<br />

buren beschouwen haar niet als voornamer dan vroeger; dat verlangt zij ook niet; maar<br />

blijft een arme burgervrouw te midden <strong>van</strong> de grote massa <strong>van</strong> de kleine lieden. O,<br />

welk een eenvoudig, rein hart is dat, welk een wonderbaar mensenkind is dat: Hoe zijn<br />

daar zo grote dingen verborgen onder zo nederige gedaante: Hoevelen zijn met haar in<br />

aanraking gekomen, hebben met haar gesproken, gegeten en gedronken, die haar<br />

misschien veracht en voor een doodgewone, arme, simpele burgervrouw hebben<br />

gehouden, terwijl zij vol ontzag tegen haar zouden hebben opgezien, indien zij zó iets<br />

<strong>van</strong> haar hadden geweten.<br />

b) Gods Naam wordt aangetast, wanneer men zichzelf roemt.<br />

Dit betekent nu: "Zijn Naam is heilig". Want "heilig" betekent, wat afgezonderd is en<br />

aan God toebehoort, wat men niet aanraken en bevlekken, maar in ere houden moet.<br />

"Naam" daarentegen wil zeggen een goede reputatie, roem, lof en eer. Zo moet ieder<br />

zich verre houden <strong>van</strong> de Naam <strong>van</strong> God en hem niet aantasten en zich hem<br />

toeëigenen. In verband hiermede staat in Ex. 30: 25 v.v. met zinnebeeldige betekenis,<br />

dat op Gods bevel door Mozes een kostbare heilige zalf werd gemaakt en dat het<br />

strenge gebod werd uitgevaardigd, dat niemand daarmede zijn lichaam mocht zalven.<br />

Dat betekent, dat niemand zich Gods Naam mocht toekennen; want dit is Gods Naam<br />

ontheiligen, wanneer wij onszelf laten roemen of eren of aan onszelf een welbehagen<br />

hebben en ons om onze werken of goederen roemen, zoals de wereld het doet, die<br />

Gods Naam voortdurend ontheiligt en ontwijdt. Nee, evenals de werken alleen Gods<br />

eigendom zijn, zo moet ook de naam Hem alleen voorbehouden blijven, en allen, die<br />

aldus Zijn Naam heiligen en afstand doen <strong>van</strong> eer en roem, die houden Hem recht in<br />

ere. Daarom worden zij daardoor ook geheiligd, zoals in Ex. 30: 29 staat geschreven,<br />

dat de kostbare zalf zo heilig was, dat zij alles heiligde, waarmede zij in aanraking<br />

kwam. D.w.z.: wanneer Gods Naam door ons geheiligd wordt, en wij geen werk, geen<br />

roem, geen zelfbehagen voor ons opeisen, dan wordt Hij recht geëerd. Dan raakt Hij<br />

ons aan en heiligt ons.<br />

c) Wanneer mensen ons eren, moeten wij toch aan God de eer laten.<br />

Daarom is het zaak, hier waakzaam te zijn, omdat wij het op aarde niet zonder Gods<br />

goederen kunnen stellen, en daardoor ook niet zonder naam en eer. Indien iemand ons<br />

prijst en daardoor een (goede) naam verschaft, dan moeten wij op het voorbeeld <strong>van</strong><br />

de Moeder Gods letten en steeds bereid zijn, met dit vers (v. 49) daarop te<br />

antwoorden. Wij moeten <strong>van</strong> de eer en de lof een goed gebruik maken en openlijk<br />

zeggen of toch tenminste in het hart denken: "O Heere God, het is Uw werk, dat<br />

geprezen en geroemd wordt, laat ook U daarvoor de naam zijn. Niet ik, o Heere, maar<br />

U hebt dit gedaan, die in Uw macht alle dingen doet, en heilig is Uw Naam". Zo moet<br />

men de lof en de eer niet afwijzen, alsof ze een onrecht waren, noch ze verachten,<br />

32

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!