DE LOFZANG VAN MARIA - Geschriften van Maarten Luther
DE LOFZANG VAN MARIA - Geschriften van Maarten Luther
DE LOFZANG VAN MARIA - Geschriften van Maarten Luther
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
a) Maria ontzegt aan alle schepselen de macht en geeft ze aan God.<br />
"Hij, die machtig is". Hiermede ontneemt zij alle macht en kracht aan alle schepselen<br />
en geeft ze aan God alleen. Van zulk een jong, klein meisje is dat wel een hoogst<br />
vermetele "roof": zij verstout zich met één woord alle machtigen zwak, alle<br />
geweldigen krachteloos, alle wijzen tot dwazen en alle beroemdheden te schande te<br />
maken, en uitsluitend aan de enige God alle macht, daad, wijsheid en roem toe te<br />
kennen. Want het woordje "Hij, die machtig is" wil zo veel zeggen als: Er is niemand,<br />
die iets doet, maar God alleen werkt, gelijk Paulus Ef. 1: 11 zegt, alles in allen: ook de<br />
werken <strong>van</strong> alle schepselen zijn werken Gods. In deze zin zeggen wij ook in de<br />
geloofsbelijdenis: "Ik geloof in God de Vader, de Almachtige". Hij is almachtig, zodat<br />
in allen en door allen en boven allen niets werkt dan Zijn macht alleen. Aldus zingt<br />
ook de moeder <strong>van</strong> Samuël, Hanna, 1 Sam 2: 9: "Niemand is in staat iets uit eigen vermogen<br />
te doen". En Paulus zegt 2 Cor. 3: 5: "Wij zijn niet bekwaam <strong>van</strong> onszelf iets te<br />
denken, maar alles waartoe wij bekwaam zijn is uit God". Dit is een zeer verheven<br />
geloofsartikel, waarin veel is opgesloten; het slaat alle hovaardij en vermetelheid, alle<br />
overmoed, roem, vals vertrouwen in één slag neer en verheft God alleen; ja, het wijst<br />
de reden aan, waarom God alleen verheven moet worden: namelijk omdat Hij alle<br />
dingen doet. Dat is gemakkelijk gezegd, maar moeilijk om te geloven en in het leven<br />
toe te passen. Want lieden, die dit in praktijkbrenger, zijn echt vreedzame, kalme,<br />
eenvoudige mensen; zij eisen niets voor zich op en beseffen duidelijk, dat het niet hun,<br />
maar God toebehoort.<br />
b) Maria weet, dat Gods macht niet rust, maar te allen tijde werkt.<br />
Zo komt nu het gevoelen <strong>van</strong> de heilige Moeder Gods in deze woorden uit: Van al<br />
deze grote zaken en goederen is niets het mijne, maar Hij, die alleen alle dingen doet<br />
en Wiens macht in alles alleen werkt, Hij heeft aan mij zulke grote dingen gedaan<br />
Want het woordje "machtig" slaat hier niet op een macht, die in werkeloze rust<br />
verkeert, zoals men <strong>van</strong> een aards koning zegt, dat hij machtig is, ook wanneer hij stil<br />
zit en niets uitvoert; maar op een macht, die arbeidt en voortdurend bezig is, die<br />
onophoudelijk werkt en aan de gang is. Want God rust niet, maar werkt zonder<br />
ophouden, zoals Christus zegt in Joh. 5: 17: "Mijn Vader werkt tot nu toe, en ik werk<br />
ook". In deze geest zegt ook Paulus in Ef. 3: 20: "Hij is machtig meer te doen, dan wij<br />
bidden, d.w.z. Hij doet altijd meer dan wij bidden; dat is Zijn aard, zo handelt Zijn<br />
macht". Daarom zei ik: Maria wil geen afgod zijn. Zij doet niets; God doet alles. Men<br />
moet haar aanroepen, dat God om harentwil geeft en doet, waarom wij bidden; in<br />
dezelfde geest moeten ook alle andere heiligen aangeroepen worden, opdat (ja<br />
waarlijk:) het werk steeds uitsluitend de zaak <strong>van</strong> God blijft 30 .<br />
2. God is de Enige, Wie eer toekomt, de Alleenheilige.<br />
a) Omdat God alles werkt, geeft Maria Hem alleen eer.<br />
Daarom voegt Maria er nog iets aan toe met te zeggen: "En heilig is Zijn Naam"<br />
d.w.z. "Evenmin als ik het werk voor mij opeis, evenmin eis ik de naam en de eer voor<br />
mij op". Want Hem alleen komt de eer en de naam toe, die het werk doet. Het is<br />
onbillijk, dat de één het werk doet en de ander daar<strong>van</strong> de naam heeft en zich daarom<br />
laat eren. Ik ben slechts de werkplaats, waarin Hij werkt, maar ik heb niets tot het<br />
werk bijgedragen. Daarom ook moet niemand mij loven en mij de eer geven, dat ik<br />
30 Het onderscheid, waar<strong>van</strong> <strong>Luther</strong> hier uitgaat tussen "aanroepen" <strong>van</strong> en 'bidden" tot de heiligen,<br />
heeft hij later volkomen laten vallen.<br />
31