DE LOFZANG VAN MARIA - Geschriften van Maarten Luther
DE LOFZANG VAN MARIA - Geschriften van Maarten Luther
DE LOFZANG VAN MARIA - Geschriften van Maarten Luther
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
TOELICHTING <strong>LOFZANG</strong> <strong>VAN</strong> <strong>MARIA</strong><br />
Indien men boven deze verklaring <strong>van</strong> Maria's lofzang een opschrift zou wensen te<br />
plaatsen, dan zou er gegronde reden zijn om als titel te kiezen: "<strong>Luther</strong> als zielzorger".<br />
Want in dit geschrift treedt vóór alles de pastor, de zieleherder op, die met zijn arbeid<br />
aan bepaalde praktische behoeften tegemoet wil komen. <strong>Luther</strong>'s kommentaar op het<br />
"Magnificat" biedt ongetwijfeld kundige, zakelijke exegese; maar hij geeft méér dan<br />
dat: hij probeert de lezer te laten zien, hoe Gods "wijze <strong>van</strong> doen" is in deze wereld;<br />
hoe God anders handelt dan ons goed toeschijnt of ons wenselijk voorkomt; hoe God<br />
de nederigen verhoogt en de hovaardigen vernedert. Hij tracht met name de<br />
onmisbaarheid <strong>van</strong> het geloof in het licht te stellen. Want alleen in en door het geloof<br />
worden Gods werken gekend; door het geloof aanschouwt men wat anders verborgen<br />
bleef; door het geloof moet men aan God vasthouden, ook dan, wanneer het tegendeel<br />
het geval schijnt <strong>van</strong> wat Maria getuigt: "Machtigen ontzet Hij uit hun heerschappij en<br />
verhoogt nederigen en geringen".<br />
Inderdaad wilde de hervormer zich in 't bijzonder <strong>van</strong> zijn taak <strong>van</strong> zielzorger kwijten,<br />
toen hij in november <strong>van</strong> het jaar 1520 zich zette tot het schrijven <strong>van</strong> deze verklaring.<br />
Tot zijn werk bestond evenwel nog een speciale aanleiding. Een schoon relief krijgt<br />
het bovenstaande geschrift, wanneer men bij het lezen er<strong>van</strong> bedenkt, dat het in de<br />
eerste plaats bestemd was voor hertog Johan Frederik <strong>van</strong> Saksen, de latere keurvorst,<br />
en dat het mede de bedoeling had een soort <strong>van</strong> "regentenspiegel" te zijn. Johan<br />
Frederik had, kort nadat de bul "Exsurge Domfine" <strong>van</strong> 15 juni 1520, die een<br />
volstrekte veroordeling bevatte <strong>van</strong> de leer en het optreden <strong>van</strong> <strong>Luther</strong>, bekend was<br />
geworden, bij zijn oom Frederik de Wijze de belangen <strong>van</strong> de hervormer bepleit en<br />
diens zaak verdedigd. <strong>Luther</strong> was hem daarvoor hoogst dankbaar. Als bewijs <strong>van</strong><br />
erkentelijkheid beloofde <strong>Luther</strong> hem een verklaring aan te bieden <strong>van</strong> de lofzang <strong>van</strong><br />
Maria. In de opdracht aan Johan Frederik drukt hij zijn leedwezen erover uit, dat hij<br />
de vorst zo lang heeft moeten laten wachten, maar hij wijst erop, dat zijn<br />
tegenpartijders hem bij zijn arbeid voortdurend hebben belemmerd. Indien men zich<br />
herinnert, dat de tijd, waarin dit geschrift is ontstaan, tot de meest bewogen perioden<br />
<strong>van</strong> <strong>Luther</strong>'s leven, misschien wel <strong>van</strong> de ganse kerkgeschiedenis behoort, zal men<br />
beseffen, dat deze verontschuldiging meer is dan een goedkope uitvlucht.<br />
Eerst de rust <strong>van</strong> het Wartburgverblijf stelde de hervormer in de gelegenheid, om het<br />
in Wittenberg begonnen werk te voltooien. Begin juni was het geschrift reeds voor de<br />
pers gereed. Intussen duurde het nog tot het najaar, alvorens het in druk verscheen.<br />
Wat, gelijk in andere pennevruchten <strong>van</strong> <strong>Luther</strong>, ook in zijn verklaring <strong>van</strong> het<br />
"Magnificat" ons treft, is de grote vrijmoedigheid, waarmede hij zijn inzichten t.o.v.<br />
de taak en de roeping <strong>van</strong> de vorsten te kennen geeft. Wanneer hij, in het bijzonder bij<br />
de behandeling <strong>van</strong> het vijfde en zesde vers, nader op die roeping ingaat, dan<br />
schroomt hij niet, wat in zijn ogen verkeerd is met name te noemen en fouten,<br />
waaraan overheden zich niet zelden schuldig maken, openlijk aan de kaak te stellen.<br />
Men kan zich niet onttrekken aan de gedachte, dat <strong>Luther</strong>'s uiteenzettingen voor onze<br />
tijd niets <strong>van</strong> hun waarde hebben verloren. Geen ogenblik geeft de hervormer toe aan<br />
de gevaarlijke zucht, om bij de vorst, tot wie hij zich wendt, in het gevlei te komen; al<br />
lezende verbaast men er zich schier over, dat het onderhavige geschrift speciaal tot<br />
een aanstaand keurvorst is gericht, zó radicaal rekent <strong>Luther</strong> met alle menselijke<br />
grootheid af, zó beslist stelt de hervormer Maria's geesteshouding als noodzakelijk<br />
ook voor de koningen <strong>van</strong> de aarde in het licht.<br />
Van een Mariolatrie is in dit geschrift natuurlijk geen sprake. Aan het slot <strong>van</strong> het<br />
"Magnificat" doet <strong>Luther</strong> weliswaar een beroep op Maria's voorbede, maar daarmede<br />
60