Hoofdelijke verbintenissen - Prof. Willem H. van Boom
Hoofdelijke verbintenissen - Prof. Willem H. van Boom
Hoofdelijke verbintenissen - Prof. Willem H. van Boom
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Hoofdstuk 3<br />
72<br />
worden vastgesteld of deze al dan niet deugdelijk is nagekomen. Deze zelfstandigheid<br />
brengt tevens met zich dat een voor verzuim benodigde ingebreke-<br />
73<br />
stelling aan alle debiteuren afzonderlijk moet worden gezonden. Aangezien echter<br />
verzuim in de regel <strong>van</strong> rechtswege intreedt (zie art. 6:83 sub a en sub b BW), is<br />
de praktische betekenis <strong>van</strong> de zelfstandigheid wat dit aangaat niet groot.<br />
Ook overigens is de betekenis <strong>van</strong> de zelfstandigheid der <strong>verbintenissen</strong><br />
betrekkelijk. Zijn twee personen hoofdelijk verplicht tot terugbetaling <strong>van</strong> een<br />
geleend geldbedrag, opeisbaar per 1 januari, dan schieten beide debiteuren elk<br />
afzonderlijk tekort als niet op genoemde datum is betaald. En aangezien naar huidig<br />
recht termijnen gesteld voor de nakoming vermoed worden fataal te zijn, zal in<br />
de regel voor elk <strong>van</strong> beide debiteuren het verzuim op 2 januari <strong>van</strong> rechtswege<br />
intreden (art. 6:83 sub a BW). Geen <strong>van</strong> de debiteuren zal zich er jegens de crediteur<br />
op kunnen beroepen dat zij onderling hadden afgesproken dat een <strong>van</strong> hen de<br />
betaling zou verrichten; evenmin zal een beroep op overmacht wegens geldelijk<br />
74<br />
onvermogen worden gehonoreerd. Voor beide debiteuren ontstaat daarom met<br />
het verzuim de hoofdelijke plicht om dezelfde wettelijke rente te voldoen (art. 6:119<br />
BW). Bij hoofdelijke gehoudenheid een geldsom te voldoen, is de zelfstandigheid<br />
<strong>van</strong> de <strong>verbintenissen</strong> al met al dus <strong>van</strong> betrekkelijke waarde. Dat is uiteraard anders<br />
als de <strong>verbintenissen</strong> afwijken wat betreft datum of voorwaarde <strong>van</strong> opeisbaarheid.<br />
De verschillende inhoud <strong>van</strong> de <strong>verbintenissen</strong> brengt dan reeds mee dat het verzuim<br />
<strong>van</strong> de een niet noodzakelijk samenvalt met dat <strong>van</strong> de ander.<br />
Als de verschuldigde prestatie niet betreft betaling <strong>van</strong> een geldsom, maar<br />
bijvoorbeeld het (af)geven <strong>van</strong> een goed, dan komt de zelfstandigheid der<br />
<strong>verbintenissen</strong> in een scherper licht te staan. Als twee personen zich hoofdelijk<br />
tot overdracht <strong>van</strong> een registergoed verplicht hebben, dan schieten beide debiteuren<br />
75<br />
tekort als op de transportdatum geen levering plaatsvindt. Gesteld nu dat slechts<br />
een <strong>van</strong> de debiteuren weigerachtig blijkt om mee te werken aan de levering, kan<br />
dan niettemin de andere debiteur uit hoofde <strong>van</strong> de hoofdelijkheid aansprakelijk<br />
worden gehouden voor de gevolgen <strong>van</strong> deze weigering? De zelfstandigheid der<br />
<strong>verbintenissen</strong> leidt ertoe dat in elk <strong>van</strong> de twee <strong>verbintenissen</strong> moet worden getoetst<br />
76<br />
of aan de vereisten <strong>van</strong> art. 6:74 e.v. BW is voldaan. Beide debiteuren komen<br />
weliswaar tekort, maar de tekortkoming is slechts te wijten aan de weigerachtigheid<br />
<strong>van</strong> een <strong>van</strong> de debiteuren. Deze debiteur komt toerekenbaar tekort. De andere<br />
72 Zie § 425 BGB, waarover Erman § 425 rdnr. 1, Selb (1984), p. 76-77, Jürgens (1988), p. 49,<br />
Reinicke en Tiedtke (1988), p. 44.<br />
73 RGRK § 425 rdnr. 6, Erman § 425 rdnr. 6, Larenz I, p. 639, Selb (1984), p. 82; kritisch: Prediger<br />
(1988), p. 28.<br />
74 Mon. Nieuw BW B-33 (De Jong), nr. 15.<br />
75 Niet rele<strong>van</strong>t is of de overdracht een al dan niet deelbare prestatie is; het volstaat dat twee personen<br />
zich tot hetzelfde resultaat hebben verplicht, te weten overdracht. Of zij het toegezegde resultaat<br />
in persoon kunnen bewerkstelligen, is voor de geldigheid <strong>van</strong> de verbintenis niet rele<strong>van</strong>t.<br />
76 De op dit punt weinig heldere T.M., Parl. Gesch. Boek 6, p. 93, lijkt ook hier<strong>van</strong> uit te gaan. In<br />
de door mij verdedigde zin Van Buchem-Spapens (1982), p. 10.<br />
74