Hoofdelijke verbintenissen - Prof. Willem H. van Boom
Hoofdelijke verbintenissen - Prof. Willem H. van Boom
Hoofdelijke verbintenissen - Prof. Willem H. van Boom
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Hoofdstuk 5<br />
Ontbreekt een bijzondere rechtsverhouding tussen de debiteuren, dan kan<br />
behoudens de hiervoor geschetste gevallen het verrekeningsverweer naar mijn<br />
mening worden gevoerd. Als gezegd is het resultaat dat de debiteur die het verweer<br />
tegengeworpen krijgt, <strong>van</strong> de crediteur gedaan moet zien te krijgen dat deze tot<br />
restitutie overgaat. Hierin kan een gelijkenis worden gezien met de situatie die<br />
zich voordoet als de debitor cessus op grond <strong>van</strong> art. 6:130 BW aan de cessionaris<br />
de verrekening tegenwerpt met een vordering op de cedent: de cessionaris moet<br />
zijn schade maar zien te verhalen op de cedent. Ik maak deze vergelijking met de<br />
cessie (of ook: subrogatie), omdat naar mijn mening bij het ontbreken <strong>van</strong> een<br />
bijzondere rechtsverhouding onder de hoofdelijke debiteuren de werking <strong>van</strong> de<br />
verweermiddelregeling <strong>van</strong> art. 6:11 BW het sterkst is. De toevallige mededebiteuren<br />
die op grond <strong>van</strong> art. 6:102 BW hoofdelijk aansprakelijk zijn, kunnen<br />
daarom naar mijn mening in beginsel het verrekeningsverweer voeren. Daarbij<br />
kan mijns inziens art. 6:130 BW analoog worden toegepast. De verrekeningsbevoegde<br />
debiteur die tot het doen <strong>van</strong> een regresbijdrage wordt aangesproken,<br />
kan het verrekeningsverweer voeren als hij de verrekening jegens de crediteur zou<br />
hebben kunnen inroepen op het moment <strong>van</strong> betaling door de andere debiteur. 32<br />
Vermelding verdient nog dat een debiteur die door de crediteur tot betaling<br />
wordt aangesproken, op grond <strong>van</strong> analoge toepassing <strong>van</strong> art. 6:139 BW betaling<br />
mag opschorten indien de crediteur de bevoegdheid toekomt om de hoofdelijke<br />
prestatie te verrekenen met een schuld die hij heeft aan een andere hoofdelijke<br />
debiteur, indien en voor zover deze laatste intern draagplichtig is. Zie nader<br />
paragraaf 3.2.3.<br />
5.2.7 conclusie: verweermiddelen en debiteurenbescherming<br />
De vraag naar interne doorwerking <strong>van</strong> externe verweermiddelen is in feite de vraag<br />
naar het rechtskarakter <strong>van</strong> het regresrecht. In paragraaf 4.4.1 werd benadrukt dat<br />
het regresrecht <strong>van</strong> art. 6:10 BW een zelfstandig wettelijk verhaalsrecht is, dat <strong>van</strong><br />
origine ontstaat in het vermogen <strong>van</strong> de debiteur die de hoofdelijk verschuldigde<br />
prestatie verricht waarvoor hij niet of slechts gedeeltelijk draagplichtig is. De<br />
historische wortels <strong>van</strong> het regresrecht <strong>van</strong> art. 6:10 zijn weliswaar gelegen in<br />
cessie- en subrogatie-rechtsfiguren (zie daarover paragraaf 4.2), maar het is<br />
algemeen aanvaard dat het regresrecht <strong>van</strong> art. 6:10 zelfstandig karakter toekomt.<br />
Zou men die zelfstandigheid evenwel onbeperkt doorvoeren, dan is veronachtzaming<br />
<strong>van</strong> de belangen <strong>van</strong> de andere debiteuren het gevolg. In bepaalde gevallen zal<br />
een debiteur tegen het zelfstandige regresrecht <strong>van</strong> zijn mededebiteur moeten<br />
32 Dat spoort ook met de terugwerkende kracht <strong>van</strong> art. 6:129 BW. Zou de verrekeningsbevoegdheid<br />
pas zijn ontstaan nadat de andere debiteur had betaald, dan zou de terugwerkende kracht er niet<br />
toe leiden dat de andere debiteur achteraf bezien onverschuldigd had betaald: zijn betaling was<br />
dan immers de eerste.<br />
180