Hoofdelijke verbintenissen - Prof. Willem H. van Boom
Hoofdelijke verbintenissen - Prof. Willem H. van Boom
Hoofdelijke verbintenissen - Prof. Willem H. van Boom
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Hoofdstuk 3<br />
dat de crediteur het recht behoudt om de prestatie door de ene debiteur te verkiezen<br />
boven die <strong>van</strong> de andere. 69<br />
Op grond <strong>van</strong> art. 6:60 BW kan de rechter, indien de crediteur ten onrechte weigert<br />
de prestatie in ont<strong>van</strong>gst te nemen of de nodige medewerking te geven aan de<br />
prestatie, de debiteur op diens vordering al dan niet onder voorwaarde bevrijd<br />
verklaren <strong>van</strong> zijn verbintenis. De rechter kan, als de verbintenis strekt tot betaling<br />
<strong>van</strong> een geldsom of tot aflevering <strong>van</strong> een zaak, als voorwaarde stellen de<br />
gerechtelijke bewaring <strong>van</strong> het verschuldigde (art. 6:65 e.v. BW).<br />
Als de rechter op vordering <strong>van</strong> een <strong>van</strong> de hoofdelijke debiteuren toepassing<br />
geeft aan art. 6:60 BW, dan heeft deze toepassing dezelfde delgende werking als<br />
nakoming door een hoofdelijke debiteur zou hebben gehad, zo bepaalt art. 6:7 lid<br />
2 BW. Ook als de rechter de betreffende debiteur onvoorwaardelijk bevrijdt <strong>van</strong><br />
zijn verbintenis, treden niet de gevolgen in <strong>van</strong> de kwijtschelding maar die <strong>van</strong><br />
de betaling. De rechter kan blijkens art. 6:7 lid 2 bepalen dat de toepassing <strong>van</strong><br />
art. 6:60 ten aanzien <strong>van</strong> de betreffende debiteur geen bevrijdende werking heeft<br />
ten gunste <strong>van</strong> de overige debiteuren. Als de rechter gebruik maakt <strong>van</strong> deze<br />
discretionaire bevoegdheid, grijpt hij daarmee in in de externe verhouding <strong>van</strong><br />
de overige debiteuren tot de crediteur: één <strong>van</strong> de debiteuren is niet langer tot<br />
presteren verplicht, terwijl de anderen dit nog wel zijn. Deze ingreep lijkt echter<br />
geen gevolgen voor de verhouding <strong>van</strong> de debiteuren onderling te hebben en is<br />
dus betrekkelijk ongevaarlijk voor de overige debiteuren. Aangezien de rechter<br />
aan zijn beslissing de delgende werking voor de overige debiteuren geheel kan<br />
ontzeggen, kan hij mijns inziens ook het mindere; zo zou hij de debiteur die de<br />
vordering <strong>van</strong> art. 6:60 instelt kunnen verplichten tot inbewaringgeving <strong>van</strong> een<br />
geldsom die overeenkomt met de om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de bijdrage die de betreffende<br />
debiteur intern draagplichtig is, waar de rechter tegenover kan stellen bevrijding<br />
<strong>van</strong> de betreffende debiteur jegens de crediteur en een evenredige vermindering<br />
<strong>van</strong> de aanspraken <strong>van</strong> de crediteur jegens de overige debiteuren. 70<br />
69 Voor het Duitse recht wordt wel aangenomen dat de crediteur in dergelijke gevallen zijn verzuim<br />
zuivert jegens de crediteur die hij tot betaling aanspreekt; tegenover de anderen zou het verzuim<br />
voortduren. Zie Erman § 424 rdnr. 2, Alt.komm. § 424 rdnr. 2, RGRK § 424 rdnr. 2; vgl. Leonhard<br />
(1929), p. 722-723. Een dergelijk voortdurend verzuim zou nogal wat praktische problemen<br />
veroorzaken, nog afgezien <strong>van</strong> de vraag hoe de <strong>verbintenissen</strong> kunnen voortbestaan als het<br />
vermogensbelang <strong>van</strong> de crediteur reeds is bevredigd.<br />
70 Parl. Gesch. Boek 6, p. 102, acht ook mogelijk dat de rechter niet alle, doch slechts enkele <strong>van</strong><br />
de debiteuren bevrijd verklaart. Aldus ook Asser-Hartkamp I (1996), nr. 302 alsmede Polak en<br />
Van Mierlo (1998), p. 130.<br />
72