Hoofdelijke verbintenissen - Prof. Willem H. van Boom
Hoofdelijke verbintenissen - Prof. Willem H. van Boom
Hoofdelijke verbintenissen - Prof. Willem H. van Boom
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Procesrechtelijke aspecten<br />
Is niet A, maar bijvoorbeeld B er bekaaid <strong>van</strong>af gekomen doordat het vonnis<br />
waarbij B geen partij was, een voor hem voordeliger draagplicht inhoudt, dan is<br />
daar in lang niet alle gevallen iets aan te doen. Wordt B door het latere vonnis in<br />
de regreszaak tussen A en C benadeeld ten opzichte <strong>van</strong> A, die eerst een<br />
regresvonnis jegens B had verkregen, dan zullen kracht en gezag <strong>van</strong> gewijsde<br />
<strong>van</strong> dit laatste vonnis in beginsel in de weg staan aan reparatie <strong>van</strong> dit nadeel.<br />
Reparatie behoort alleen tot de mogelijkheden wanneer men wil aannemen en<br />
er lijkt veel voor te pleiten dat het B in dergelijke gevallen toegestaan is om<br />
bijvoorbeeld een actie uit ongerechtvaardigde verrijking tegen A in te stellen. Tegen<br />
een dergelijke actie pleit echter vrij sterk het gezag <strong>van</strong> het eerdere gewijsde tussen<br />
A en B; het lijkt onwaarschijnlijk dat in weerwil <strong>van</strong> dit gewijsde nadere betalingen<br />
gedaan moeten worden.<br />
De actie uit ongerechtvaardigde verrijking kan B afgezien <strong>van</strong> specifieke<br />
(contractuele) rechtsgronden voor vergoeding overigens ook diensten bewijzen<br />
wanneer niet A maar C is bevoordeeld ten nadele <strong>van</strong> B. Hiervoor is overigens<br />
wel een derde gang naar de rechter nodig; bovendien is nodig dat deze rechter ook<br />
nog eens de verdeling <strong>van</strong> de draagplicht wil overnemen zoals die in het eerdere<br />
vonnis jegens B werd vastgesteld.<br />
6.5 Afsluitende opmerkingen<br />
Daar waar het materiële recht, zoals bijvoorbeeld in het geval <strong>van</strong> hoofdelijkheid,<br />
in het teken staat <strong>van</strong> meerpartijenverhoudingen en derdenwerking <strong>van</strong> rechtsverhoudingen,<br />
lijkt het te botsen met het procesrechtelijk uitgangspunt <strong>van</strong> begrensde<br />
subjectieve werking <strong>van</strong> het gezag <strong>van</strong> gewijsde. Voor wat betreft werking <strong>van</strong><br />
een rechterlijke uitspraak ten nadele <strong>van</strong> een derde vindt dit verklaring en<br />
rechtvaardiging in het beginsel <strong>van</strong> hoor en wederhoor. Maar de combinatie <strong>van</strong><br />
dit beginsel en het uitgangspunt <strong>van</strong> de autonomie <strong>van</strong> de procespartij kan er wel<br />
toe leiden dat derden ten onrechte niet worden betrokken in de processuele<br />
afwikkeling <strong>van</strong> een rechtsverhouding die materieelrechtelijk beschouwd meer<br />
dan twee partijen omvat. Tegenstrijdige vonnissen kunnen leiden tot beklemming<br />
<strong>van</strong> een der debiteuren.<br />
Tegenstrijdige vonnissen zouden tot op zekere hoogte kunnen worden<br />
voorkomen als het burgerlijk procesrecht een rechterlijke bevoegdheid zou kennen<br />
om derden tot gedwongen deelname aan de procedure op te roepen. Naar thans<br />
geldend recht is zulks waarschijnlijk niet mogelijk. Zou in de toekomst wel sprake<br />
zijn <strong>van</strong> een dergelijke bevoegdheid, dan dient deze in voorkomende gevallen met<br />
beleid te worden gehanteerd. Beslist de rechter immers tot oproeping, dan zal de<br />
procedure (nog) gecompliceerder worden, zal vertraging het gevolg zijn en zullen<br />
231