Hoofdelijke verbintenissen - Prof. Willem H. van Boom
Hoofdelijke verbintenissen - Prof. Willem H. van Boom
Hoofdelijke verbintenissen - Prof. Willem H. van Boom
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Verstoorde rechtsverhoudingen<br />
worden beschermd, bijvoorbeeld wanneer de hoofdelijkheid buiten zijn medewerking<br />
ontstond en uitoefening <strong>van</strong> het regresrecht hem in een nadeliger positie zou<br />
brengen dan hij tegenover de crediteur innam. In zekere zin belichaamt art. 6:11<br />
33<br />
BW deze beschermingsgedachte. Zo mag de debiteur die <strong>van</strong> oorsprong de enige<br />
debiteur is, er op vertrouwen dat wanneer een andere persoon zich met hem blijkt<br />
te hebben verbonden en deze aan de crediteur heeft betaald, hij daardoor niet in<br />
een slechtere positie komt te verkeren dan wanneer hij zelf door de crediteur tot<br />
betaling zou zijn aangesproken. In paragraaf 5.2.2 kwam dit reeds naar voren.<br />
Uiteraard is deze beschermingsgedachte ontleend aan hetgeen <strong>van</strong> oudsher<br />
34<br />
uit hoofde <strong>van</strong> de nemo plus-regel bij cessie en subrogatie geldt, maar meer<br />
dan bij deze figuren is de mate <strong>van</strong> bescherming <strong>van</strong> de hoofdelijke debiteur<br />
afhankelijk <strong>van</strong> zijn verhouding tot de medebiteuren. Ontbreekt een bijzondere<br />
rechtsband tussen de hoofdelijke debiteuren, dan ligt voor de hand aan te nemen<br />
dat de regreszoekende debiteur een positie inneemt die vergelijkbaar is met die<br />
<strong>van</strong> een cessionaris, tegen wie bepaalde verweren kunnen worden ingeroepen die<br />
aan de rechtsverhouding met de oorspronkelijke crediteur worden ontleend. Zie<br />
met name de complicaties die ik in paragraaf 5.2.6 schetste met betrekking tot het<br />
verrekeningsverweer.<br />
De mededebiteur is echter lang niet altijd de cessionaris die zich alle<br />
verweren moet laten welgevallen die de andere debiteur tegenover de crediteur<br />
kon voeren. Hebben de debiteuren zich bijvoorbeeld bij meerpartijencontract<br />
tegenover de crediteur verbonden, dan ligt een minder vergaande bescherming<br />
voor de hand. De debiteuren staan in dergelijke gevallen reeds uit hoofde <strong>van</strong> hun<br />
contractuele rechtsband in een bijzondere verhouding tot elkaar, die een grotere<br />
lotsverbondenheid rechtvaardigt en daarmee minder sterke doorwerking <strong>van</strong><br />
verweermiddelen. In ieder geval leidt een dergelijke bijzondere rechtsverhouding<br />
35<br />
tot bijzondere mededelingsplichten. Over de gevolgen <strong>van</strong> ontbinding en<br />
vernietiging tussen lotsverbonden hoofdelijke debiteuren zal ik hierna in paragraaf<br />
5.3.2 komen te spreken.<br />
Het beschermingsmes <strong>van</strong> art. 6:11 BW snijdt aan twee zijden: de regreszoekende<br />
debiteur kan een verweer tegengeworpen krijgen, maar soms kan hij er<br />
ook zelf een verweer aan ontlenen. De debiteur wordt namelijk beschermd in zijn<br />
regresrechten door het uitgangspunt dat afspraken tussen de crediteur en een andere<br />
debiteur geen werking ten nadele <strong>van</strong> derden kunnen hebben. Het is deze gedachte<br />
33 Vgl. art. 7:868 BW voor de borgtocht.<br />
34 Zie art. 6:145 BW, waarover Asser-Hartkamp I (1996), nr. 569, Mon. Nieuw BW B-44 (Van<br />
Marwijk Kooij), p. 11 e.v. Zie over de nemo plus-regel in verband met regres Von Olshausen<br />
(1988), p. 332.<br />
35 Vergelijk in dat verband bijvoorbeeld paragraaf 5.2.5. Uit hetgeen in die paragraaf is beschreven,<br />
kan een verband worden afgeleid tussen het bestaan <strong>van</strong> een contractuele rechtsband en<br />
mededelingsplichten.<br />
181