Hoofdelijke verbintenissen - Prof. Willem H. van Boom
Hoofdelijke verbintenissen - Prof. Willem H. van Boom
Hoofdelijke verbintenissen - Prof. Willem H. van Boom
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Interne rechtsverhoudingen<br />
hoofdelijkheid geen grond voor regres. Het regresrecht <strong>van</strong> art. 6:10 BW kan alleen<br />
297<br />
bestaan bij de gratie <strong>van</strong> hoofdelijkheid. Toch zijn er gevallen waarin de<br />
mogelijkheid <strong>van</strong> regres wel aanspreekt, bijvoorbeeld het geval waarin degene<br />
die de schuld waarvoor een andere debiteur geheel draagplichtig is, voldeed in<br />
de veronderstelling zelf debiteur te zijn. Blijkt hij na betaling geen debiteur te zijn<br />
geweest, dan is deze betaling onverschuldigd en kan hij de crediteur uit on-<br />
298<br />
verschuldigde betaling aanspreken. Het betalingsrisico rust bij de pseudo-debiteur<br />
die ten onrechte tot betaling overging. Hij heeft geen rechten jegens de draagplichtige<br />
debiteur. En soms heeft hij ook tegenover de crediteur geen terugvorderingsrecht,<br />
namelijk als de betaling plaatsvindt op grond <strong>van</strong> een vaststellingsovereenkomst. 299<br />
De pseudo-debiteur zit dan klem tussen de crediteur, die hem aan de vaststellingsovereenkomst<br />
houdt, en de draagplichtige debiteur, die het hoofdelijk<br />
debiteurschap <strong>van</strong> de pseudo-debiteur betwist.<br />
Deze uitkomst, die is gegrond op dogmatische argumenten, bevredigt niet.<br />
Het is niet efficiënt dat de pseudo-debiteur het betaalde terugvordert <strong>van</strong> de<br />
crediteur (als hij dat al kan) en dat de crediteur op zijn beurt het verschuldigde<br />
weer opvordert <strong>van</strong> de draagplichtige debiteur. Partijen kunnen hier in veel gevallen<br />
zelf in voorzien door cessie <strong>van</strong> de vordering <strong>van</strong> de crediteur op de draagplichtige<br />
debiteur; hiervoor is medewerking <strong>van</strong> de crediteur noodzakelijk. Een alternatieve<br />
benadering <strong>van</strong> dit probleem treft men aan in het Engelse recht. Als een pseudodebiteur<br />
betaalt op grond <strong>van</strong> een bona fide settlement met de crediteur, dan kan<br />
hij volgens Engels recht regres nemen op de draagplichtige debiteur, ongeacht of<br />
300<br />
hij werkelijk debiteur was. De debiteur kan zich dan in ieder geval niet aan zijn<br />
draagplicht onttrekken met het verweer dat de pseudo-debiteur in werkelijkheid<br />
onverschuldigd betaalde. Voorwaarde is dat de pseudo-debiteur ten tijde <strong>van</strong> de<br />
settlement te goeder trouw was ten aanzien <strong>van</strong> het bestaan <strong>van</strong> zijn betalings-<br />
301<br />
plicht. Men kan nog verder gaan en de draagplichtige ook het verweer ontnemen<br />
dat een rechterlijk vonnis dat de pseudo-debiteur tot betaling veroordeelde onjuist<br />
is. Dit zou feitelijk betekenen dat het gezag <strong>van</strong> gewijsde zich mede uitstrekt over<br />
de processueel niet-betrokken draagplichtige debiteur. Het regresrecht <strong>van</strong> de<br />
pseudo-debiteur heeft evenwel niets te maken met het werkingsbereik <strong>van</strong> het<br />
vonnis, maar juist met de al dan niet vrijwillige betaling. In het ene geval is<br />
297 Vgl. Weir (1976), § 12-115.<br />
298 Parl. Gesch. Boek 6, p. 112.<br />
299 Zie daarover ook al par. 3.4.<br />
300 Vereist is wel dat de settlement onzekerheid beëindigde over de feiten en niet over het recht.<br />
S. 1 (4) Civil Liability (Contribution) Act 1978 geeft namelijk het regresrecht onder voorwaarde<br />
that he would have been liable assuming that the factual basis of the claim against him could<br />
be established. Zie daarover A.M. Dugdale, 42 MLR (1979), p. 184, Goff en Jones (1993), p.<br />
326, en W.V.H. Rogers, Winfield & Jolowicz on Tort, 14e druk Londen 1994, p. 630-631. Vgl.<br />
Law Commission, Report on contribution, Law Com. No. 79, Londen 1977, p. 14 e.v.<br />
301 Goff en Jones (1993), p. 325-326.<br />
163