Het OCMW aan zet! Sport als niet alledaagse partner - Demos
Het OCMW aan zet! Sport als niet alledaagse partner - Demos
Het OCMW aan zet! Sport als niet alledaagse partner - Demos
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
26<br />
HET <strong>OCMW</strong> AAN ZET! SPORT ALS NIET ALLEDAAGSE PARTNER<br />
invloed uitoefent op het sportgedrag. <strong>Het</strong> feit dat het – vanuit sportief perspectief – voornamelijk<br />
de zwakste bevolkingsgroepen zijn die een stijging inzake algemene sportbeoefening<br />
mogelijk maken, geeft <strong>aan</strong> dat de democratisering van de sportbeoefening zowel in verticale<br />
<strong>als</strong> in horizontale richting verder plaatsvindt 8 . Ondanks deze sterke inhaalbeweging blijven<br />
de verschillen met de respectieve tegenhangers evenwel frappant: zo zijn het merendeel<br />
van de sportinactieven nog steeds vrouwen, oudere volwassenen en lageropgeleiden. <strong>Het</strong><br />
verschil tussen mannen en vrouwen bedraagt nog altijd meer dan vijf procent, het verschil<br />
tussen de jongste en oudste volwassenen is nog steeds meer dan 25 procent en de kloof<br />
tussen laag- en hoogopgeleiden blijft groter dan 35 procent. Van een gedemocratiseerd<br />
sportlandschap is bijgevolg tot op heden geen sprake.<br />
Ook wat de clubsportinactiviteit betreft, stellen we enkele opmerkelijke verschuivingen vast<br />
(tabel 3). Zo noteren we tussen 1999 en 2005 een daling van het actieve clublidmaatschap<br />
bij de 25- tot en met 34-jarige sporters (-7%) en voor de sporters met hoogstens een diploma<br />
van lager secundair onderwijs (-12%). Anderzijds zit de clubsportbeoefening onder de<br />
laagstopgeleide sporters in de lift: in deze groep neemt het <strong>aan</strong>tal clubsportinactieven met<br />
meer dan vijftien procent af.<br />
Onderzoek naar verschuivingen in de sociale gelaagdheid van sportinactiviteit bij schoolg<strong>aan</strong>de<br />
jongeren wijst echter uit dat de verschillen naar geslacht, leeftijd en SES eerder<br />
toenemen (cijfers <strong>niet</strong> opgenomen in tabelvorm; zie Scheerder, 2003; 2004b). Indien er bij<br />
jongeren sprake is van een toename van het <strong>aan</strong>tal sportactieven, is deze progressie met andere<br />
woorden uitdrukkelijker <strong>aan</strong>wezig bij jongeren uit kansrijke en bewegingsrijke milieus.<br />
Dat verschillen naar sociale achtergrond eerder toe- dan afnemen op jeugdige leeftijd is<br />
– in vergelijking met de ontwikkelingen bij de volwassenen – opvallend en tegelijkertijd ook<br />
verontrustend. Longitudinaal onderzoek heeft immers <strong>aan</strong>getoond dat sportinactief gedrag<br />
<strong>als</strong> adolescent een sterke stabiliteit vertoont met de sportactieve levensstijl die men <strong>als</strong><br />
volwassene ontwikkelt (Scheerder & Vanreusel, 2006).<br />
Uitleiding<br />
Deze bijdrage toont <strong>aan</strong> dat ondanks de populariteit van sportbeoefening er beduidende,<br />
systematische en persistente sociale verschillen blijven best<strong>aan</strong> wat de actieve deelname <strong>aan</strong><br />
vrijetijdssport betreft. Tot op zekere hoogte blijft sportparticipatie beperkt toegankelijk<br />
voor een <strong>aan</strong>tal groepen in onze samenleving. Tijdens de jaren zestig en zeventig van de<br />
vorige eeuw groeide nochtans de overtuiging dat de ontwikkeling van de welvaartsstaat een<br />
einde zou maken <strong>aan</strong> de socio-economische verschillen binnen heel wat maatschappelijke<br />
domeinen, waaronder gezondheid, onderwijs, arbeid, huisvesting en vrijetijdsbesteding. Heel<br />
8 Met een ‘horizontale democratisering’ bedoelen we dat binnen elke sociale laag de participatie is toegenomen, terwijl een democratisering<br />
in verticale zin op een democratisering doorheen de diverse statuslagen slaat.