Demografische ontwikkelingen 2010-2040 - Planbureau voor de ...
Demografische ontwikkelingen 2010-2040 - Planbureau voor de ...
Demografische ontwikkelingen 2010-2040 - Planbureau voor de ...
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
TWEE<br />
vervoer (belbussen en <strong>de</strong>rgelijke) kunnen dit <strong>de</strong>els<br />
opvangen.<br />
Huishou<strong>de</strong>nsverdunning/individualisering en<br />
mobiliteit<br />
• Een aantal aspecten van mobiliteit hangt sterker samen<br />
met het aantal huishou<strong>de</strong>ns dan met <strong>de</strong><br />
bevolkingsomvang. Denk daarbij in ie<strong>de</strong>r geval aan het<br />
autobezit, maar ook aan verplaatsingen die <strong>voor</strong> het<br />
huishou<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n gemaakt, zoals verplaatsingen<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> dagelijkse boodschappen (WLO 2006).<br />
• Een an<strong>de</strong>r mogelijk effect van individualisering is een<br />
afname van <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> autobezetting, waardoor<br />
bij een overigens gelijkblijven<strong>de</strong> mobiliteit het aantal<br />
autokilometers en <strong>de</strong> drukte op <strong>de</strong> weg toenemen.<br />
• Eenpersoonshuishou<strong>de</strong>ns zijn op een hoger<br />
schaalniveau flexibeler in <strong>de</strong> keuze van hun woonplaats<br />
dan an<strong>de</strong>rhalf- en tweeverdienershuishou<strong>de</strong>ns. De<br />
laatsten moeten bij het kiezen van een woonlocatie<br />
immers rekening hou<strong>de</strong>n met twee werklocaties,<br />
waarbij het in <strong>de</strong> meeste gevallen niet mogelijk is een<br />
woning te vin<strong>de</strong>n die ten opzichte van bei<strong>de</strong><br />
werklocaties optimaal ligt. De gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> woonwerkafstand<br />
van alleenstaan<strong>de</strong>n kan daardoor lager<br />
zijn dan die van le<strong>de</strong>n van an<strong>de</strong>rhalf- en<br />
tweeverdienershuishou<strong>de</strong>ns (WLO 2006; zie ook Van<br />
Ham 2002; Harms 2003).<br />
• Samenhangend met hun grotere gerichtheid op<br />
activiteiten buitenshuis kan wor<strong>de</strong>n aangenomen dat<br />
<strong>de</strong> mobiliteit van alleenstaan<strong>de</strong>n in termen van<br />
aantallen verplaatsingen groter is dan die van le<strong>de</strong>n<br />
van meerpersoonshuishou<strong>de</strong>ns (Harms 2008).<br />
Krimp beroepsbevolking en mobiliteit<br />
• De ontwikkeling van <strong>de</strong> beroepsbevolking heeft<br />
effecten op het woon-werkverkeer. De afname van <strong>de</strong><br />
beroepsbevolking leidt waarschijnlijk tot vermin<strong>de</strong>ring<br />
van het woon-werkverkeer. Hier staat tegenover dat<br />
recreatief verkeer kan gaan toenemen door <strong>de</strong><br />
vergrijzing. Vooral in regio’s waar <strong>de</strong> beroepsbevolking<br />
het sterkst afneemt, neemt het woon-werkverkeer af,<br />
waardoor <strong>de</strong> fileproblematiek vrijwel verdwijnt. In <strong>de</strong><br />
Randstad en ste<strong>de</strong>lijke regio’s buiten <strong>de</strong> Randstad kan<br />
het woon-werkverkeer nog toenemen, aangezien <strong>de</strong><br />
beroepsbevolking hier volgens het hoge scenario nog<br />
toeneemt.<br />
• De relatie tussen woon-werkverkeer en<br />
beroepsbevolking is niet een-op-een. Ontwikkelingen<br />
als thuis/telewerken, meer gebruikmaken van<br />
openbaar vervoer, dichter bij het werk wonen (min<strong>de</strong>r<br />
suburbanisatie) kunnen lei<strong>de</strong>n tot (extra) vermin<strong>de</strong>ring<br />
van het woon-werkverkeer. Bij <strong>de</strong> planning van <strong>de</strong><br />
uitbreiding van het wegennet dient rekening gehou<strong>de</strong>n<br />
te wor<strong>de</strong>n met zowel <strong>de</strong> daling van <strong>de</strong><br />
beroepsbevolking als met bovengenoem<strong>de</strong><br />
<strong>ontwikkelingen</strong>, waardoor het woon-werkverkeer in <strong>de</strong><br />
toekomst kan afnemen. Dit geldt <strong>voor</strong>al <strong>voor</strong> regio’s<br />
buiten <strong>de</strong> Randstad.<br />
Vergrijzing en mobiliteit(sgedrag)<br />
• Ou<strong>de</strong>ren verplaatsen zich min<strong>de</strong>r vaak en over min<strong>de</strong>r<br />
lange afstan<strong>de</strong>n dan jongeren. En juist ou<strong>de</strong>ren krijgen<br />
een groter gewicht in <strong>de</strong> totale bevolking. Daarmee<br />
heeft <strong>de</strong> vergrijzing in een drukkend effect op <strong>de</strong><br />
toename van <strong>de</strong> mobiliteit. Dat effect wordt <strong>voor</strong>al<br />
over tien tot vijftien jaar zichtbaar, wanneer <strong>de</strong><br />
babyboomgeneratie gelei<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong> kwetsbare leeftijd<br />
bereikt, en <strong>de</strong> bevolkingsgroei het effect van <strong>de</strong><br />
vergrijzing niet meer compenseert (PBL 2013).<br />
• Tussen <strong>2010</strong> en <strong>2040</strong> krimpt <strong>de</strong> omvang van <strong>de</strong><br />
potentiële beroepsbevolking met zon 850.000<br />
personen en dat is on<strong>de</strong>r meer het gevolg van <strong>de</strong><br />
uittre<strong>de</strong> van <strong>de</strong> babyboomgeneratie. Dat heeft<br />
gevolgen <strong>voor</strong> het verplaatsingsgedrag: <strong>de</strong> dagelijkse<br />
verplaatsing van woning naar werk wordt verruild <strong>voor</strong><br />
onregelmatige vrijetijdsverplaatsingen (PBL 2013).<br />
• Vanaf 2020 wordt het <strong>de</strong>mpen<strong>de</strong> effect van <strong>de</strong><br />
vergrijzing op <strong>de</strong> ontwikkeling van <strong>de</strong> mobiliteit groter<br />
dan het stuwen<strong>de</strong> effect van <strong>de</strong> bevolkingsgroei, en<br />
heeft <strong>de</strong> <strong>de</strong>mografische ontwikkeling per saldo een<br />
negatief effect op <strong>de</strong> groei van <strong>de</strong> (auto)mobiliteit. Dat<br />
betekent overigens niet per se dat <strong>de</strong> mobiliteit gaat<br />
afnemen. Tenslotte wordt het verplaatsingsgedrag,<br />
naast <strong>de</strong>mografische, ook door an<strong>de</strong>re factoren<br />
beïnvloed (PBL 2013).<br />
• De mobiliteit in Ne<strong>de</strong>rland vergrijst <strong>voor</strong>al: een steeds<br />
groter <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> afgeleg<strong>de</strong> verplaatsingen en<br />
kilometers komt <strong>voor</strong> rekening van ou<strong>de</strong>ren. Dit komt<br />
enerzijds door een toenemend aan<strong>de</strong>el ou<strong>de</strong>ren in <strong>de</strong><br />
bevolking, en daarmee in het verkeer, en an<strong>de</strong>rzijds<br />
doordat <strong>de</strong> nieuwe generaties ou<strong>de</strong>ren zich ook vaker<br />
en ver<strong>de</strong>r verplaatsen dan <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>ren van vroeger(Van<br />
Dam e.a. 2006; Van Dam e.a. 2012).<br />
• Ou<strong>de</strong>ren proberen in hun verplaatsingen zoveel<br />
mogelijk <strong>de</strong> spits te mij<strong>de</strong>n. De vergrijzing (van <strong>de</strong><br />
mobiliteit) leidt daardoor tot een gelijkmatiger<br />
spreiding van het (auto)verkeer over <strong>de</strong> dag en<br />
daarmee tot een geringere congestie (Van Dam e.a.<br />
2006; Van Dam e.a. 2012).<br />
Allochtonen en mobiliteit<br />
• Een ver<strong>de</strong>re groei van allochtone bevolkingsgroepen<br />
kan een verschuiving betekenen in <strong>de</strong><br />
vervoermid<strong>de</strong>lkeuze, <strong>voor</strong>al in het binnenste<strong>de</strong>lijk<br />
vervoer in <strong>de</strong> grote ste<strong>de</strong>n: min<strong>de</strong>r fiets, meer<br />
openbaar vervoer (Harms 2008). Op <strong>de</strong> lange termijn<br />
ebt dit effect weer weg, doordat het gedrag van<br />
volgen<strong>de</strong> cohorten meer gaat lijken op dat van<br />
autochtonen; dit kan echter meer<strong>de</strong>re generaties<br />
duren.<br />
Ruimtelijke gevolgen van <strong>de</strong>mografische <strong>ontwikkelingen</strong> | 59