Toelichting - Stadsdeel Zuidoost - Gemeente Amsterdam

Toelichting bestemmingsplan Geerdinkhof 31 mei 2005
Tuinen en erven
Op de gronden, welke op de kaart zijn bestemd voor “tuinen en erven”, zijn geen gebouwen
toegestaan. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde hebben een maximum bouwhoogte van 2 meter.
9 e uitwerkingsplan “Bijlmermeer”
Het uitwerkingsplan maakt het in beperkte mate mogelijk om (op grond van de regels hierover uit
het bestemmingsplan “Bijlmermeer”) een dakopbouw te realiseren. Het gebied, waar deze
uitwerking betrekking op heeft, wordt begrensd in; het noordwesten en noordoosten door de
Bijlmerweide, het zuidoosten door de Ganzenhoefpad en aan het zuidwesten door het doorgaande
fietspad.
Beperkingen
Het realiseren van meerdere bouwlagen bij patiowoningen is volgens het globale bestemmingsplan
“Bijlmermeer” niet toegestaan. Wel wordt de mogelijkheid geboden om de “patio” geheel of
gedeeltelijk bij de woning te trekken.
Op de percelen Geerdinkhof 376 t/m 379 en 415 t/m 418 is een derde bouwlaag niet toegestaan.
In de voorschriften van de uitwerking zijn de volgende bepalingen opgenomen:
- het inrichten en gebruiken van dakterrassen is niet toegestaan,
- waar op de plankaart van de uitwerking nader is aangeduid dienen gesloten
borstweringen met een hoogte van 1.10 m te worden aangebracht.
Deze laatste bepaling heeft uitsluitend betrekking op de percelen Geerdinkhof 409 t/m 413.
In het te vervaardigen bestemmingsplan wordt in beginsel zoveel mogelijk aangesloten op het
reeds geldende bestemmingsplan Bijlmermeer. Omdat het plan Bijlmermeer op ontwikkeling was
gericht en het nieuwe plan als actueel beheersplan zal dienen is dit niet overal wenselijk / mogelijk.
In de hoofdstukken 2 en 3 van deze notitie is uiteengezet welke regeling voor het nieuwe
bestemmingsplan wordt voorgesteld.
3.2 Rijks- en provinciaal beleid
3.2.1 Rijksbeleid
Op het vlak van de ruimtelijke ordening is de Vierde Nota voor de Ruimtelijke Ordening en de
Vierde Nota Extra (VINEX) richtinggevend voor verstedelijking, het landschap en het
mobiliteitsvraagstuk. Uitgangspunt is het principe van de Compacte Stad. Buiten de stedelijke
kernen geldt een restrictief bouwbeleid. In stedelijke gebieden wordt grondgebruik geïntensiveerd
en geoptimaliseerd. Door zowel wonen als werken een plaats te geven in de stad wordt de
mobiliteit beperkt.
De nieuwe Nota Ruimte is in april 2004 aan de Tweede Kamer aangeboden.
Algemene uitgangspunten voor deze nota zijn:
• ontwikkelingsplanologie,
• decentralisatie,
• deregulering
• uitvoeringsgerichtheid.
Het Rijk wil verstedelijking en infrastructuur zoveel mogelijk bundelen in nationale stedelijke
netwerken, economische kerngebieden en hoofdverbindingsassen. Amsterdam valt binnen het
gebied van de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur (RHS). Door middel van bundeling en
organisatie wil het Rijk beleidsstrategieën voor economie, infrastructuur en verstedelijking
hanteren. De daaruit afgeleide beleidsdoelen zijn: ontwikkeling van nationale stedelijke netwerken
en stedelijke centra, versterking van de economische kerngebieden, verbetering van de
bereikbaarheid, verbetering van de leefbaarheid en sociaal-economische positie van steden,
bereikbare en toegankelijke recreatievoorzieningen in en rond de steden, behoud en versterking
van de variatie tussen stad en land, afstemming van verstedelijking en economie met de
waterhuishouding, en waarborging van milieukwaliteit en veiligheid.
De regering heeft in 1998 de Vierde Nota Waterhuishouding vastgesteld. Daarin is het water in de
stad apart benoemd. Daarin is een zevental aangrijpingspunten benoemd:
- het uitvoeren van een knelpuntenonderzoek stedelijk waterbeheer;
13