Zoals de ouders zingen, piepen de jongen - Stivoro
Zoals de ouders zingen, piepen de jongen - Stivoro
Zoals de ouders zingen, piepen de jongen - Stivoro
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
2.2. Stabiliteit van rookgedrag<br />
Een van <strong>de</strong> meest constante bevindingen die uit on<strong>de</strong>rzoek naar ontwikkeling van roken naar voren<br />
komt is dat er een grote mate van continuïteit in het gedrag zit. Jongeren die vroeg begonnen zijn te experimenteren<br />
met roken hebben een aanzienlijk grotere kans om een regelmatig roker te wor<strong>de</strong>n (o.a. Chassin,<br />
Presson, Sherman & Edwards, 1990; Fergusson, Lynskey & Horwood, 1995; Stanton, 1995). De belangrijkste<br />
en tegelijkertijd eenvoudigste verklaring hiervoor is dat roken verslavend is, zelfs bij personen die jong zijn en<br />
net zijn begonnen met roken. Uit on<strong>de</strong>rzoek bij adolescenten blijkt dat hoe langer jongeren roken, hoe moeilijker<br />
het voor ze wordt om te stoppen (Pierce & Gilpin, 1996). Zowel <strong>de</strong> psychologische als lichamelijke afhankelijkheid<br />
speelt een voorname rol bij <strong>de</strong> continuering van gewoontes, sterker dan <strong>de</strong> meeste jongeren <strong>de</strong>nken.<br />
Uit on<strong>de</strong>rzoek naar rookverslaving bij Noord-Amerikaanse en Australische jongeren werd met behulp van <strong>de</strong><br />
Fagerstrom Tolerantie Vragenlijst (Fagerstrom, 1991) en <strong>de</strong> DSM-III-R criteria, aangetoond dat een aanzienlijk<br />
ge<strong>de</strong>elte van <strong>de</strong> laat-adolescenten verslaafd is (zie o.a. Stanton, 1995). Uit een Ne<strong>de</strong>rlandse studie naar <strong>de</strong><br />
motivatie van 215 regelmatige jonge rokers om te stoppen met roken, bleek dat <strong>de</strong> intensiteit en frequentie van<br />
het eigen rookgedrag over een perio<strong>de</strong> van drie jaar <strong>de</strong> sterkste voorspeller is van het stoppen met roken<br />
(Engels, Knibbe, De Vries & Drop, 1998). Dit betekent natuurlijk niet dat ie<strong>de</strong>re jongere direct na het eerste<br />
sigaretje voor <strong>de</strong> rest van z’n leven in <strong>de</strong> ban van <strong>de</strong> sigaret is (Sutton, 1992; Goddard, 1990), maar wel dat<br />
het in <strong>de</strong> ogen van veel volwassenen tamelijk onschuldig experimenteren met roken voor een groot <strong>de</strong>el van<br />
<strong>de</strong> adolescenten leidt tot verslaving en afhankelijkheid.<br />
De vaststelling dat rookgedrag sterk habitueel is, heeft consequenties voor studies naar <strong>de</strong> rol van <strong>de</strong><br />
sociale omgeving in <strong>de</strong> ontwikkeling van roken. Uit longitudinale studies blijkt namelijk dat <strong>de</strong> sterkste voorspeller<br />
van rookgedrag in <strong>de</strong> laat-adolescentie of vroege volwassenheid het eer<strong>de</strong>re rookgedrag is (o.a. Collins<br />
et al., 1987; Fergusson et al., 1999; Pe<strong>de</strong>rson & Lefcoe, 1987; Urberg, Cheng & Shy, 1991). Deze relatief hoge<br />
mate van continuïteit in rookgedrag betekent ook dat an<strong>de</strong>re variabelen min<strong>de</strong>r ruimte hebben om <strong>de</strong> variantie<br />
in toekomstig rookgedrag te voorspellen. Bovendien heeft <strong>de</strong> sterke continuïteit van rookgedrag invloed op <strong>de</strong><br />
ontwikkeling van preventie-activiteiten: het meest effectief zal een campagne zijn die gericht is op het voorkomen<br />
van experimenteren met roken, omdat het lastiger wordt het gedrag te veran<strong>de</strong>ren, wanneer jongeren eenmaal<br />
regelmatig roken.<br />
<strong>Zoals</strong> <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs <strong>zingen</strong>, <strong>piepen</strong> <strong>de</strong> <strong>jongen</strong><br />
15