Zoals de ouders zingen, piepen de jongen - Stivoro
Zoals de ouders zingen, piepen de jongen - Stivoro
Zoals de ouders zingen, piepen de jongen - Stivoro
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
4. Het nature-nurture <strong>de</strong>bat<br />
Er is altijd al veel discussie over <strong>de</strong> reikwijdte van <strong>de</strong> socialiseren<strong>de</strong> invloed die ou<strong>de</strong>rs op hun kin<strong>de</strong>ren<br />
hebben. Dit is niet alleen een <strong>de</strong>bat tussen wetenschappers op congressen en in wetenschappelijke tijdschriften,<br />
ook in <strong>de</strong> media doen opvoe<strong>de</strong>rs, beleidsmakers, preventieme<strong>de</strong>werkers, hulpverleners en journalisten hun<br />
zegje hierover.<br />
Recent is <strong>de</strong> discussie aangewakkerd door <strong>de</strong> bestseller ‘The Nurture Assumption’ van Judith Harris<br />
(1998). In dit boek baseert Harris zich op een kritisch artikel verschenen in 1995 waarin zij aangeeft dat met<br />
name <strong>de</strong> transgenerationele overdracht van genetisch materiaal verantwoor<strong>de</strong>lijk is voor <strong>de</strong> invloed die ou<strong>de</strong>rs<br />
hebben op ontwikkeling van persoonlijkheid en sociaal gedrag van kin<strong>de</strong>ren en adolescenten. In haar visie wordt<br />
<strong>de</strong> invloed van socialisatie oftewel opvoeding door collega-on<strong>de</strong>rzoekers sterk overschat. Hierbij aansluitend<br />
poneert zij een ‘nieuwe’ theorie die veron<strong>de</strong>rstelt dat met name leeftijdgenoten het gedrag en <strong>de</strong> persoonlijkheid<br />
van kin<strong>de</strong>ren bepalen. Alhoewel er zeer veel op haar theorie en i<strong>de</strong>eën is aan te merken, staat zij stil bij e e n<br />
meestal on<strong>de</strong>rbelicht maar belangrijk thema in het on<strong>de</strong>rzoek naar invloed van ou<strong>de</strong>rs, namelijk <strong>de</strong> relatieve<br />
invloed van gemeenschappelijk genetisch materiaal van ou<strong>de</strong>rs en kin<strong>de</strong>ren bij <strong>de</strong> verklaring van overeenkomsten<br />
in gedrag.<br />
Wat roken betreft, gaan <strong>de</strong> meeste paradigma’s in <strong>de</strong> sociale wetenschappen er vanuit dat effecten<br />
van gedrag van ou<strong>de</strong>rs, zowel als het gaat om feitelijk rookgedrag of om opvoedingsaspecten, toegeschreven<br />
kunnen wor<strong>de</strong>n aan socialisatie. Dit wordt ook zichtbaar in <strong>de</strong> overzichtsartikelen die <strong>de</strong> laatste tien jaar zijn<br />
verschenen over mid<strong>de</strong>lengebruik van adolescenten, waarin amper aandacht is voor enig gedragsgenetisch<br />
gedachtegoed (zie Conrad et al., 1992; Petraitis et al., 1995). Ook het aantal empirische studies dat specifiek<br />
gekeken heeft naar genetische en sociale invloe<strong>de</strong>n is beperkt. Deze zogeheten ‘tweelingenstudies’ geven aan<br />
dat <strong>de</strong> transgenerationele overdracht van roken <strong>de</strong>els verklaard kan wor<strong>de</strong>n door genetische overdracht (zie<br />
Carmelli, Swan, Robinette & Gabsitz, 1992; Pomerleau & Kardia, 1999). Uit een vergelijking van 18 ‘tweelingenstudies’<br />
komt naar voren dat <strong>de</strong> overeenkomst in rookgedrag tussen eeneiige tweelingen groter is dan bij tweeeiige<br />
tweelingen (Hughes, 1986): <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> bijdrage van overerving was 53%, variërend van 28% tot 84%<br />
in <strong>de</strong> diverse studies. Bovendien geven sommige auteurs aan dat erfelijkheid niet alleen een rol speelt bij het<br />
wel of niet beginnen met roken, maar ook bij <strong>de</strong> leeftijd waarop men begint te roken en bij <strong>de</strong> intensiteit van<br />
roken (Heath & Martin, 1993). Uit Ne<strong>de</strong>rlands on<strong>de</strong>rzoek van Boomsma en Koopmans (1994) bij 1600 tweelingen<br />
in <strong>de</strong> leeftijd van 13-23 jaar blijkt <strong>de</strong> variantie in rookgedrag tussen tweelingen, voor 59% verklaard te<br />
kunnen wor<strong>de</strong>n door omgevingsinvloe<strong>de</strong>n en voor 31% door genetische factoren.<br />
Op het eerste gezicht sluiten <strong>de</strong> bovenstaan<strong>de</strong> bevindingen wel aan bij <strong>de</strong> i<strong>de</strong>eën van Harris: <strong>de</strong> voorbeeldfunctie<br />
van ou<strong>de</strong>rs voor ontwikkeling van rookgedrag bij hun kin<strong>de</strong>ren is beperkt. Echter, het is lastig om<br />
on<strong>de</strong>rzoek bij tweelingen te generaliseren naar gezinnen waar geen tweelingen aanwezig zijn. Aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re<br />
kant is het vaak <strong>de</strong> impliciete wens van sociaal wetenschappers om <strong>de</strong> verklaring door genetische overdracht<br />
niet te groot is doen lijken. Recent empirisch on<strong>de</strong>rzoek bij volwassenen probeert inzicht te krijgen in <strong>de</strong> relatie<br />
22<br />
hoofdstuk 4/ Het nature-nurture <strong>de</strong>bat