30.09.2016 Views

De Grote Strijd tussen Christus en Satan door E. G. White

De Grote Strijd tussen Christus en satan maakt duidelijk dat onze persoonlijke vrijheden stap voor stap van ons weggenomen worden. Dit is een van de gevaarlijkste ontwikkelingen van onze tijd. Dit boek belicht de achtergronden van deze pogingen. De grote strijd geeft u een inzicht in de beslissende vraagstukken van deze tijd. Dit boek werpt een blik achter de coulissen van de wereldpolitiek. U zult schokkende onthullingen tegenkomen maar ook een uitzicht op een hoopvolle toekomst.

De Grote Strijd tussen Christus en satan maakt duidelijk dat onze persoonlijke vrijheden stap voor stap van ons weggenomen worden. Dit is een van de gevaarlijkste ontwikkelingen van onze tijd. Dit boek belicht de achtergronden van deze pogingen. De grote strijd geeft u een inzicht in de beslissende vraagstukken van deze tijd. Dit boek werpt een blik achter de coulissen van de wereldpolitiek. U zult schokkende onthullingen tegenkomen maar ook een uitzicht op een hoopvolle toekomst.

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

gezi<strong>en</strong>, <strong>en</strong> het oor niet heeft gehoord, <strong>en</strong> in het hart van de m<strong>en</strong>s niet is opgeklomm<strong>en</strong>, heeft God<br />

bereid voor die, die Hem liefhebb<strong>en</strong>.”1 M<strong>en</strong>setaal schiet te kort om het loon van de rechtvaardig<strong>en</strong><br />

te beschrijv<strong>en</strong>. Slechts dieg<strong>en</strong><strong>en</strong> zull<strong>en</strong> het wet<strong>en</strong>, die het aanschouw<strong>en</strong> zull<strong>en</strong>. Ge<strong>en</strong> eindig<br />

verstand kan de heerlikheid van het Paradijs Gods innem<strong>en</strong>.<br />

In de Bijbel wordt de erve van de verlost<strong>en</strong> e<strong>en</strong> vaderland g<strong>en</strong>oemd. Daar voert de hemelse<br />

herder Zijn kudde tot de fontein<strong>en</strong> van lev<strong>en</strong>de water<strong>en</strong>. <strong>De</strong> boom des lev<strong>en</strong>s geeft, iedere maand<br />

zijn vrucht<strong>en</strong>, <strong>en</strong> de blader<strong>en</strong> van de boom zijn tot g<strong>en</strong>ezing van de volk<strong>en</strong>. Daar zijn altijdvloei<strong>en</strong>de<br />

strom<strong>en</strong>, helder als kristal, <strong>en</strong> aan hun oevers werp<strong>en</strong> wuiv<strong>en</strong>de bom<strong>en</strong> hun schaduw op<br />

de pad<strong>en</strong>, die toebereid zijn voor de verlost<strong>en</strong> des Her<strong>en</strong>. Daar verrijz<strong>en</strong> de heuvel<strong>en</strong> der<br />

schoonheid uit de wijde vlakt<strong>en</strong>, <strong>en</strong> verheff<strong>en</strong> de berg<strong>en</strong> Gods hun fiere kruin<strong>en</strong>. In die vreedzame<br />

dal<strong>en</strong>, aan de oevers van die lev<strong>en</strong>de strom<strong>en</strong>, zal Gods volk, dat zo lang als pelgrims <strong>en</strong><br />

zwerveling<strong>en</strong> gedoold heeft, e<strong>en</strong> tehuis vind<strong>en</strong>.<br />

“Mijn volk zal in e<strong>en</strong> woonplaats van vrede won<strong>en</strong>, <strong>en</strong> in welverzekerde woning<strong>en</strong>, <strong>en</strong> in<br />

stille, geruste plaats<strong>en</strong>.” “Er zal ge<strong>en</strong> geweld meer gehoord word<strong>en</strong> in uw land, verstoring noch<br />

verbreking in uw landpal<strong>en</strong>; maar uw mur<strong>en</strong> zult ge Heil het<strong>en</strong>, <strong>en</strong> uw poort<strong>en</strong> Lof.” “En ze zull<strong>en</strong><br />

huiz<strong>en</strong> bouw<strong>en</strong> <strong>en</strong> ze bewon<strong>en</strong>, <strong>en</strong> ze zull<strong>en</strong> wijngaard<strong>en</strong> plant<strong>en</strong> <strong>en</strong> de vrucht ervan et<strong>en</strong>. Ze zull<strong>en</strong><br />

niet bouw<strong>en</strong>, dat e<strong>en</strong> ander het bewone; ze zull<strong>en</strong> niet plant<strong>en</strong>, dat e<strong>en</strong> ander het ete. . . Mijn<br />

uitverkor<strong>en</strong><strong>en</strong> zull<strong>en</strong> het werk van hun hand<strong>en</strong> verslijt<strong>en</strong> (tot in l<strong>en</strong>gte van dag<strong>en</strong> g<strong>en</strong>iet<strong>en</strong>).”<br />

Daar “zull<strong>en</strong> de woestijn <strong>en</strong> de dorre plaats<strong>en</strong> vrolik zijn, <strong>en</strong> de wildernis zal zich verheug<strong>en</strong>,<br />

<strong>en</strong> zal bloei<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> roos.” “Voor e<strong>en</strong> <strong>door</strong>n zal e<strong>en</strong> d<strong>en</strong>neboom opgaan, voor e<strong>en</strong> distel zal e<strong>en</strong><br />

mirteboom opgaan.” “<strong>De</strong> wolf zal met het lam verker<strong>en</strong>, <strong>en</strong> de luipaard bij de geitebok nederligg<strong>en</strong>;<br />

... <strong>en</strong> e<strong>en</strong> klein jongske zal ze leid<strong>en</strong>.” “M<strong>en</strong> zal nerg<strong>en</strong>s leed do<strong>en</strong>, noch verderv<strong>en</strong> op de<br />

ganse berg van Mijn heiligheid,“ spreekt de Heer. Er kan in de dampkring des hemels ge<strong>en</strong> pijn<br />

bestaan. Daar zull<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> tran<strong>en</strong>, ge<strong>en</strong> lijkstoet<strong>en</strong>, ge<strong>en</strong> tek<strong>en</strong><strong>en</strong> van rouw wez<strong>en</strong>. “<strong>De</strong> dood zal<br />

niet meer zijn, noch rouw, noch gekrijt, noch moeite zal meer zijn; . . . want de eerste ding<strong>en</strong> zijn<br />

weggegaan.”3 “En ge<strong>en</strong> inwoner zal zegg<strong>en</strong>: Ik b<strong>en</strong> ziek; want het volk, dat daarin woont, zal<br />

vergeving van ongerechtigheid hebb<strong>en</strong>.”<br />

Daar is het Nieuwe Jeruzalem, de hoofdstad van de ver- heerlikte nieuwe aarde, “e<strong>en</strong><br />

sierlike kroon in de hand des Her<strong>en</strong>, <strong>en</strong> e<strong>en</strong> koninklike hoed in de hand van uw God.” “Haar licht<br />

was aan de allerkostelikste ste<strong>en</strong> gelijk, name- lik de ste<strong>en</strong> jaspis, blink<strong>en</strong>de gelijk kristal.” “En de<br />

volk<strong>en</strong>, die zalig word<strong>en</strong>, zull<strong>en</strong> in haar licht wandel<strong>en</strong>, <strong>en</strong> de koning<strong>en</strong> van de aarde br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> hun<br />

heerlikheid <strong>en</strong> eer daarin.”3 <strong>De</strong> Heer spreekt: “Ik zal Me verheug<strong>en</strong> over Jeruzalem, <strong>en</strong> vrolik zijn<br />

516

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!