24 Afbeelding 2. Lijst van personages in het Leidse handschrift van Sot en wijshijd, of De wereld in sijn binnenste, geschreven op kasteel Oranje te Ternate in 1689 door Gerard Warrendhout. Hieruit blijkt dat er 37 sprekende personen optraden, van wie een aantal allegorische en mythologische figuren.
Inleiding 25 Zijn de overeenkomsten in de werken van de drie hier genoemde auteurs niet toe te schrijven aan toenmalige clichés van de Indische samenleving, die zowel in Holland als in Indië gangbaar waren? Dit zou ongetwijfeld de meest simpele verklaring voor dit verschijnsel van onderlinge overeenkomsten zijn. Maar het is al winst indien van nu af aan algemeen wordt beseft dat we over minstens drie zeventiende-eeuwse spiegels van de Indische samenleving beschikken, in plaats van die ene van De Graaff. Nederlandstalig toneel in Indië ten tijde van Lourens van Elstland Na het pionierswerk door N.P. van den Berg en F. de Haan in de negentiende eeuw, 38 is tamelijk recent opnieuw belangstelling ontstaan voor het Nederlandstalige toneel te Batavia. Helaas staat dat onderzoek nog in de kinderschoenen, vooral wat de VOC-tijd betreft. 39 Dat er in die periode opvoeringen van Nederlandse stukken te Batavia hebben plaatsgevonden, staat vast. De gegevens daaromtrent zijn evenwel zeer verspreid. 40 Van de stukken zelf is veelal niet meer dan een vage titel bekend. Bert Paasman heeft vermoedelijk gelijk, wanneer hij schrijft: ‘onderwerpen uit de geschiedenis van de VOC hebben in de zeventiende en achttiende eeuw vrijwel niet als stof gediend voor toneelstukken. Meestal werd in drama’s stof gebruikt uit de klassieke en bijbelse oudheid of uit (niet-actuele) vaderlandse geschiedenis’ (Paasman 2002:87). Het is waar dat Paasman hier vooral doelt op treurspelen en niet op blijspelen en kluchten, maar het enige blijspel uit de zeventiende eeuw waarvan de tekst is overgeleverd, beantwoordt inderdaad aan deze karakteristiek. We doelen hier op een stuk dat slechts in handschrift tot ons is gekomen, en dat 45 folia telt. 41 Het is geschreven te Ternate en aldaar op kasteel Oranje voltooid op 8 maart 1689 door Gerard Warrendhout, onder de titel: Sot en wijshijd, of De wereld in sijn binnenste. Bij ons weten wordt er hier oog op diens geld (vers 186) (zie De Graaff 1930:16, 1704:13, zie ook De Graaff 1930:21, respectievelijk De Graaff 1704:16 voor ‘ritse teef’ en Jan onder de deecken vers 157). Bij De Graaff scheldt een dienstmeisje in Holland haar mevrouw, een oud-Indischgaste, uit voor ‘Karonje’, wanneer de laatste haar onheus behandelt of slaat (zie De Graaff 1930:19, 1704:15). Ook Trijn roept ‘Caronje’ (vers 400) tijdens een slaande ruzie met haar buurvrouw Dieuwer, de notoire roddelkont en voormalige prostituee die tijdens de uitoefening van haar beroep de oud-Indischman Goosen aan de haak wist te slaan (zie ook vers 157 waar Jan hetzelfde scheldwoord bezigt met betrekking op Trijn). 38 Van den Berg 1881; De Haan 1922, II:735, 1935:598-600. De tekst uit de eerste druk van Oud- Batavia, zie De Haan 1922, I:216-7, is opnieuw uitgegeven in De Haan 1984:104-6. 39 Baay 2000:213-4; Zuiderweg 2000:136-7; Paasman 2002:87-97. 40 Wellicht brengt het dissertatie-onderzoek van Adriënne Zuiderweg daar verandering in (Zuiderweg 2000). 41 Het handschrift hoort tot het bezit van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden (Leiden, UB, Ltk. 526).