RECHTBANKEN VAN EERSTE AANLEG - De Tijd
RECHTBANKEN VAN EERSTE AANLEG - De Tijd
RECHTBANKEN VAN EERSTE AANLEG - De Tijd
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
- <strong>De</strong> griffiers en kamervoorzitters beschikken over een modelbrief om de partijen of de<br />
advocaten die niet zijn verschenen of die zich niet op de inleidingszitting hebben<br />
aangeboden, erop te wijzen dat het dossier hangend is voor rechterlijke<br />
instaatstelling, dat zij nog de mogelijkheid hebben in onderling akkoord de verwijzing<br />
naar de rol te vragen gedurende de termijn van een maand die bepaald is voor de<br />
opmerkingen, maar dat de rechtbank alleszins opmerkingen verwacht die het<br />
mogelijk maakt een aangepaste kalender te bepalen en realistische pleitduur.<br />
- Het ware verkieslijker geweest een systeem in te voeren waarbij, met het oog op<br />
verwijzing naar de rol, voor de volgende hypothesegevalllen, kon worden afgeleid dat<br />
er een stilzwijgend akkoord is: a) verschijning van een enkele partij die de verwijzing<br />
naar de rol vraagt, b) verstel van alle partijen.<br />
- Van maart tot mei 2008 zal er in de contractenkamers een terugloop zijn van zaken<br />
en vonnissen omdat - vermits partijen akkoord gaan over lange conclusietermijnen en<br />
de rechter die enkel kan bekrachtigen met bepaling van een rechtsdag erna – wij<br />
zelden in die kamers een gezamenlijke vraag voor vaststelling krijgen van partijen<br />
om zo op korte termijn nog een zaak te fixeren. Bijkomend is er geen garantie dat de<br />
zaken effectief in beraad zullen worden genomen gezien het nog altijd mogelijk is dat<br />
partijen onderling een regeling treffen zonder dit vooraf te melden aan de griffie.<br />
Gezien op het laatste moment geen andere zaken kunnen gefixeerd worden zal het<br />
normale rendement van een zitting dan niet worden gehaald. In de zaken van sociaal<br />
gerechtigden is het niet ondenkbaar dat hierdoor inderdaad zaken nutteloos zullen<br />
vastgesteld worden of zaken op een veel latere datum zullen terechtkomen voor<br />
pleidooien dan wanneer dit aan de partijen zou worden overgelaten. Bijvoorbeeld aan<br />
eenvoudige zaken zullen nu ook verschillende data voor conclusies worden gegeven<br />
daar waar dit misschien niet nodig is. Een oplossing in het kader van de nieuwe wet<br />
zie ik hiervoor niet.<br />
- Het is slechts mogelijk dat te vermijden met de medewerking van de partijen, die de<br />
rechtbank zouden moeten verwittigen wanneer zij de zaak niet langer wensen te<br />
laten behandelen. Zo zou de griffie er zaken kunnen bijnemen die op gezamenlijk<br />
verzoek moeten worden vastgesteld.<br />
Bijna de helft meent dat het nog te vroeg is om hierover een uitspraak te doen. Of er<br />
zich later problemen ter zittingen zullen stellen, zal moeten afgewacht worden.<br />
Eén rechtbank meent dat het redelijk noch efficiënt is om, wanneer geen van de partijen<br />
ook maar iets vraagt in verband met het procedureverloop, om een kalender voor<br />
conclusies te bepalen en een pleitduur vast te stellen in een zaak waarvan de rechtbank<br />
de reële inhoud en de moeilijkheidsgraad niet kent. In de praktijk werkt de wens van de<br />
wetgever, op de manier waarop zij werd geformuleerd, “contraproductief”. Voor alle<br />
zekerheid, “om iets te doen”, zou worden gekozen voor:<br />
- als regel, een instaatstelling die minimaal is inzake de mogelijkheden voor conclusies<br />
en termijnen voor het mededelen en neerleggen van conclusies, met snelle<br />
rechtsdagbepaling en korte pleitduur. Dat zou niet noodzakelijk gunstig zijn voor een<br />
goede rechtsbedeling. Of :<br />
- als regel, een instaatstelling die maximaal is (hoofdconclusies, toegevoegde<br />
conclusies, syntheseconclusies, vrij lange geplande pleitduur) en die misschien niet<br />
past voor de partijen omdat de oplossing van het geschil er door zal worden<br />
vertraagd bij relatief complexe geschillen of omdat de oplossing van het geschil te<br />
goed zou uitkomen voor de partij in, een gelijkaardig geval, op zoek zou zijn naar<br />
vertragingsmanoeuvers.<br />
Het 4 e lid van §2 van artikel 747 van het Gerechtelijk Wetboek maakt het niet mogelijk<br />
om die stand van zaken te verhelpen, nu dat lid handelt over de beschikking van<br />
instaatstelling en van rechtsdagbepaling “in geval van verzuim of verschrijving”.<br />
Vraag 3 Pagina 5 van 7