(2003) nummer 3 mei/juni - Nemesis
(2003) nummer 3 mei/juni - Nemesis
(2003) nummer 3 mei/juni - Nemesis
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
dien heeft J. in 1994 en bedrag van<br />
ƒ 15.000 ten behoeve van de kosten<br />
voor herinrichting ontvangen en 1999<br />
zijn de kosten voor herinrichting nogmaals<br />
voor rekening van B. gekomen.<br />
Daarnaast is in 1999 aan J, een auto<br />
toegedeeld.<br />
B. heeft bij akte de jaarstukken en alsmede<br />
de belastingaangiftes en aanslagen<br />
over de laatste driejaren van de samenleving<br />
(1991 tot en met 1993)<br />
overgelegd.<br />
Hieruit blijkt dat, naast de al eerder vermelde<br />
opnamen/uitgaven voor privé,<br />
welke, aan het gezin ten goede zijn gekomen,<br />
zo staat, als onweersproken<br />
vast, er niet zodanig grote winsten met<br />
de onderneming zijn gemaakt dat deze,<br />
ondanks dat de onderneming niet als<br />
behorende tot de gemeenschap van partijen<br />
moet worden beschouwd, deze<br />
winsten of een deel daarvan, op andere<br />
gronden, waaronder de redelijkheid en<br />
billijkheid, aan de gemeenschap zouden<br />
moéten worden toegedeeld en opvolgend<br />
in de verdeling zouden moeten<br />
worden betrokken.<br />
De rechtbank heeft bij dit oordeel betrokken<br />
de niet weersproken stellingen<br />
van B. dat hij na 1994 substantiële bedragen<br />
aan J. en/of de kinderen van<br />
partijen ter beschikking heeft gesteld<br />
(productie 10 akte na tussenvonnis) en<br />
dat B. in voldoende mate aan zijn onderhoudsverplichtingen<br />
jegens de kinderenvoldaan<br />
heeft en voldoet.<br />
Nu ook J. na daartoe in de gelegenheid<br />
te zijn gesteld, bij antwoordakte op<br />
geen enkele wijze aangeeft op welk bedrag<br />
en op welke gronden zij in redelijkheid<br />
bij verdeling aanspraak meent<br />
te kunnen maken, zal de rechtbank de<br />
gemeenschap zoals deze tussen partijen<br />
tot 1994 heeft bestaan, voor verdelend<br />
houden op de wijze zoals partijen<br />
dat feitelijk hebben gedaan.<br />
2.9 Dit houdt in dat de vorderingen van<br />
J. zonder grond zijn en derhalve afgewezen<br />
dienen te worden.<br />
De rechtbank zal de proceskosten compenseren<br />
nu partijen gewezen partners<br />
zijn in een in zoverre met een huwelijk<br />
gelijk te stellen relatie.<br />
Beslissing<br />
De rechtbank:<br />
wijst de vordering af.<br />
(...)<br />
Deze procedure is gegarandeerd door<br />
het Proefprocessenfonds Clara Wichmann<br />
I RECHTSPRAAK<br />
Nr. 1585 (RN-kort)<br />
Gerechtshof Arnhem<br />
23 juli 2002<br />
Nr. 2002/77<br />
Mrs. Mens, Van der Kwaak, De Boer<br />
M., verzoeker in principaal beroep,<br />
verweerder in incidenteel beroep, verder<br />
te noemen de man, procureur mr.<br />
Kaal, tegen H., verweerster in principaal<br />
beroep, verzoekster in incidenteel<br />
beroep, verder te noemen de vrouw,<br />
procureur mr. Plochg<br />
Echtscheidingsconvenant; wijziging<br />
van omstandigheden; niet-wijzigingsbeding<br />
Art. 1:159 lid 3 BW<br />
Na een huwelijk van veertien jaar is<br />
tussen partijen in 1989 de echtscheiding<br />
uitgesproken. In het vonnis is<br />
conform het tussen partijen gesloten<br />
convenant bepaald dat de man<br />
ƒ 1.300,- alimentatie per maand voor<br />
de vrouw zal betalen en ƒ 400,- per<br />
maand voor het kind van partijen. In<br />
het convenant is opgenomen dat de<br />
alimentatie voor de vrouw niet kan<br />
worden gewijzigd in de volgende gevallen:<br />
- de vrouw verwerft zich een inkomen<br />
uit dienstbetrekking;<br />
- de man zal gaan samenleven als<br />
ware hij gehuwd, dan wel treedt opnieuw<br />
in het huwelijk.<br />
In deze procedure verzoekt de man<br />
vermindering van de alimentatie<br />
voor de vrouw en limitering van de<br />
alimentatie, dat wil zeggen beëindiging<br />
van de alimentatie per 1 augustus<br />
2004 omdat dan vijftien jaar alimentatie<br />
is betaald.<br />
Het hof verklaart de man niet ontvankelijk<br />
in zijn verzoek tot beëindiging<br />
omdat dit verzoek prematuur<br />
is. Voor de beoordeling van dit verzoek<br />
dient de rechter de situatie direct<br />
voor en na de eventuele beëindiging<br />
in aanmerking te nemen.<br />
Ten aanzien van het verzoek tot wijziging<br />
van de alimentatie overweegt<br />
het hof als volgt:<br />
- de door de man gestelde feiten leveren<br />
een relevante wijziging van<br />
omstandigheden op, hetgeen een onderzoek<br />
naar de draagkracht van de<br />
man rechtvaardigt en noodzakelijk<br />
maakt. De man had aangevoerd dat<br />
zijn woonlasten en de premie ziektekostenverzekering<br />
ten opzichte van<br />
de situatie zoals die was in 1989 aanzienlijk<br />
zijn gestegen en voorts dat<br />
hij de financiële zorg heeft voor de<br />
twee kinderen die zijn geboren uit<br />
zijn tweede huwelijk. Naar de mening<br />
van het hof strekt het niet-wijzigingsbeding<br />
niet zover dat öok de geboorte<br />
van de kinderen uit een<br />
nieuwe relatie of een huwelijk geen<br />
wijzigingsgrond zal zijn.<br />
Wel laat het hof - gelet op het nietwijzigingsbeding<br />
- buiten beschouwing<br />
het feit dat de man opnieuw is<br />
gehuwd en tweede echtgenote geen<br />
eigen inkomen heeft, alsmede het feit<br />
dat de vrouw thans inkomen uit arbeid<br />
heeft. Deze omstandigheden<br />
zijn niet zodanig ingrijpend dat de<br />
man in redelijkheid niet langer aan<br />
het niet-wijzigingsbeding kan worden<br />
gehouden. De behoefte van de<br />
vrouw staat daarmede in rechte vast.<br />
Bij de berekening van de draagkracht<br />
van de man houdt het hof telkenmale<br />
rekening met hetgeen in het<br />
convenant is overeengekomen ten<br />
aanzien van het niet-wijzigingsbeding.<br />
Het hof gaat uit van de alleenstaande<br />
ouder- en alleenstaande norm, nu de<br />
kosten van de echtgenote van de man<br />
gelet op het niet-wijzigingsbeding<br />
niet ten laste van de man kunnen<br />
worden gebracht. Voorts is het redelijk<br />
dat de kosten voor de kinderen<br />
voor de helft ten laste van de echtgenote<br />
van de man worden gebracht.<br />
Vervolgens houdt het hof rekening<br />
met het gemiddelde van de daarbij<br />
behorende draagkrachtpercentages,<br />
dus met 52,5 %. De premie ziektekosten<br />
komt voor de helft voor rekening<br />
van de echtgenote van de man, terwijl<br />
aan de inkomenskant van de<br />
man het hof rekening houdt met de<br />
helft van de tegemoetkoming in de<br />
premie ziektekostenverzekering die<br />
de man van zijn werkgever ontvangt.<br />
De woonlast van de man neemt het<br />
hof geheel in aanmerking nu de man<br />
ook als alleenstaande of alleenstaand<br />
ouder een woonlast zou hebben en de<br />
hoogte van deze last in die situatie<br />
niet onredelijk is, gegeven ook de<br />
hoogte van het inkomen van de man.<br />
Aangezien de man voldoende draagkracht<br />
heeft, wijst het hof - mede gelet<br />
op hetgeen het hof verder heeft<br />
overwogen - het verzoek tot vermindering<br />
van de alimentatie af.<br />
Nr. 1586 (RN-kort)<br />
Rechtbank Maastricht<br />
28 november 2002<br />
Nr.42885/HAZA 98-1277<br />
Mrs. Elliens, Casparie, Voogt<br />
Sc, eiser in conventie en gedaagde in<br />
reconventie, procureur mr. Thomas-<br />
12 NEMESIS <strong>2003</strong> nr. 3