18.09.2013 Views

(2003) nummer 3 mei/juni - Nemesis

(2003) nummer 3 mei/juni - Nemesis

(2003) nummer 3 mei/juni - Nemesis

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

hoger beroep van 2 november 2000<br />

de zaak heeft verwezen naar de Rechter-Commissaris<br />

met het verzoek 'alle<br />

mogelijke pogingen te doen' om onder<br />

meer de genoemde personen te horen;<br />

b. dat, naar het Hof heeft vastgesteld,<br />

de Rechter-Commissaris verschillende<br />

pogingen heeft gedaan deze personen<br />

voor zich te doen verschijnen doch dat<br />

het hem - blijkens de mededeling van<br />

de voorzitter van het Hof - niet is gelukt<br />

hen te horen;<br />

c. dat de raadsman ter terechtzitting in<br />

hoger beroep van 19 januari 2001 heeft<br />

verklaard: 'Ik begrijp dat het nutteloos<br />

en overbodig is om de getuigen op te<br />

roepen, maar ik doe formeel geen afstand'.<br />

3.4. De primaire klacht faalt derhalve.<br />

3.5. Subsidiair wordt in het middel aangevoerd<br />

dat het Hof de door de genoemde<br />

personen tegenover de politie<br />

afgelegde verklaringen ten onrechte tot<br />

het bewijs heeft doen meewerken, nu<br />

de verdachte die verklaringen heeft betwist<br />

en de verdediging niet in de gelegenheid<br />

is geweest hen te (doen) ondervragen.<br />

3.6.1. Het Hof heeft onder meer als bewijsmiddelen<br />

gebezigd: ten aanzien<br />

van feit 1 een medische verklaring, inhoudende:<br />

'Bij vaginaal onderzoek<br />

bleek de vagina fors verontreinigd te<br />

zijn met resten chocola.' (bewijsmiddel<br />

3) en ten aanzien van feit 3 de verklaring<br />

van de verdachte, onder meer<br />

inhoudende: 'We gebruikten een condoom<br />

die op een gegeven moment kapot<br />

was gegaan. Ik wilde toen verder<br />

gaan neuken zonder condoom.' (bewijsmiddel<br />

9).<br />

3.6.2. In het licht van de hiervoor weergegeven<br />

bewijsmiddelen blijkt voor<br />

wat betreft feit 1 dat de verklaring van<br />

de getuige [het slachtoffer], zoals opgenomen<br />

als bewijsmiddel 2, steun<br />

vindt in de genoemde medische verklaring<br />

alsook in de verklaring van de verdachte<br />

(bewijsmiddel 1). Voor wat betreft<br />

feit 3 wordt de verklaring van de<br />

desbetreffende getuige, [getuige 2], zoals<br />

opgenomen als bewijsmiddel 8, bevestigd<br />

door de hiervoor onder 3.6.1<br />

weergegeven verklaring van de verdachte.<br />

Gelet op de inhoud van de genoemde<br />

bewijsmiddelen, in samenhang<br />

met de overige bewijsmiddelen,<br />

moet worden geoordeeld dat de betrokkenheid<br />

van de verdachte bij de hem<br />

onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten,<br />

die voor wat betreft het patroon van<br />

handelen gelijksoortig zijn, zoals deze<br />

betrokkenheid blijkt uit de door de getuigen<br />

[het slachtoffer], [getuige 1] en<br />

RECHTSPRAAK<br />

[getuige 2] afgelegde verklaringen, in<br />

voldoende mate wordt bevestigd door<br />

ander bewijsmateriaal.<br />

3.6.3. Ofschoon de verdachte of zijn<br />

raadsman niet in de gelegenheid is geweest<br />

de getuigen [het slachtoffer],<br />

[getuige 1] en [getuige 2] te ondervragen,<br />

staat art. 6 EVRM derhalve niet in<br />

de weg aan het gebruik tot het bewijs<br />

van de door deze getuigen afgelegde<br />

verklaringen (vgl. HR 29 september<br />

1998, NJ 1999, 74 en HR 12 oktober<br />

1999, NJ 1999, 827).<br />

De klacht faalt dus.<br />

(...)<br />

6. Beslissing<br />

De Hoge Raad verwerpt het beroep.<br />

Conclusie A-G mr. Machielse<br />

(verdachte = verzoeker)<br />

(...)<br />

3.5. Door te beslissen dat hernieuwde<br />

oproeping van de getuigen [het slachtoffer],<br />

[getuige 1] en [getuige 2] achterwege<br />

kan blijven omdat het onaannemelijk<br />

is dat deze binnen een<br />

aanvaardbare termijn als getuigen ter<br />

terechtzitting zullen verschijnen, heeft<br />

het hof de in art. 288, eerste lid, onder a<br />

Sv voorgeschreven maatstaf toegepast<br />

en derhalve geen blijk gegeven van een<br />

onjuiste rechtsopvatting. 1 De vraag is<br />

of 's hofs oordeel ook begrijpelijk is.<br />

De raadsman van verzoeker heeft zelf<br />

verklaard dat hernieuwde oproeping<br />

van de drie vrouwen 'nutteloos en<br />

overbodig' is. Wel heeft de advocaat<br />

formeel geen afstand gedaan van de getuigen<br />

en heeft hij benadrukt dat het<br />

horen van de getuigen van groot belang<br />

is voor de verdediging. Het hof heeft -<br />

dunkt mij - onvoldoende verantwoord<br />

waarom nieuwe pogingen om de getuigen<br />

op te roepen nutteloos zouden zijn.<br />

De getuigen waren opgeroepen voor de<br />

terechtzitting van 2 november 2000 en<br />

één van hen is toen - weliswaar in haar<br />

hoedanigheid van benadeelde partij -<br />

verschenen. Van de tweede getuige<br />

kon niet blijken dat zij correct was opgeroepen.<br />

De oproeping van de derde<br />

getuige was wel uitgereikt maar aan<br />

een door haar gekozen domicilie, een<br />

politiebureau te (...). Daarnaast is aan<br />

het hof gebleken dat de rechter-commissaris<br />

er niet in is geslaagd te getuigen<br />

te horen. Voor de zitting van 19 januari<br />

2001 zijn de getuigen niet meer<br />

opgeroepen. Mij is niet duidelijk op<br />

welke grond het hof heeft aangenomen<br />

dat de getuigen niet zullen verschijnen<br />

als zij zouden worden opgeroepen. Indien<br />

die grond zou zijn dat het hof van<br />

oordeel is dat de oproepingen de getuigen<br />

niet zullen bereiken wordt dat oor-<br />

deel toch aangetast door het feit dat één<br />

van de getuigen op een vorige terechtzitting<br />

wél is verschenen. Indien die<br />

grond zou zijn dat de getuigen wel<br />

bereikt worden maar aan die oproeping<br />

geen gehoor zullen geven valt niet<br />

in te zien waarom het hof een bevel tot<br />

medebrenging achterwege heeft gelaten.<br />

2<br />

3.6. Vervolgens vraagt de tweede in het<br />

middel opgeworpen stelling dat het hof<br />

de verklaringen van de drie getuigen<br />

ten onrechte tot het bewijs heeft gebezigd<br />

om beantwoording.<br />

3.7. Het hof heeft de bij de politie afgelegde<br />

verklaringen van [het slachtoffer],<br />

[getuige 1] en [getuige 2] als<br />

bewijsmiddel (resp. 2, 5 en 8) opgenomen.<br />

3.8. In de rechtspraak is de vraag naar<br />

de toelaatbaarheid van bij de politie afgelegde<br />

getuigenverklaringen van personen<br />

die niet ter terechtzitting door<br />

een rechter zijn gehoord als bewijsmiddel<br />

al diverse malen aan de orde geweest.<br />

De Hoge Raad heeft in NJ 1994,<br />

427 enkele algemene uitgangspunten<br />

opgesteld. Hierin wordt voorop gesteld<br />

dat het gebruik van een ambtsedig proces-verbaal<br />

inhoudende een niet ter terechtzitting<br />

afgelegde de verdachte belastende<br />

verklaring niet zonder meer<br />

ongeoorloofd en in het bijzonder niet<br />

onverenigbaar is met art. 6 lid 1 en lid<br />

3, aanhef en onder d EVRM. Van ongeoorloofdheid<br />

is in ieder geval geen<br />

sprake indien weliswaar geen gelegenheid<br />

tot het (doen) ondervragen van de<br />

getuige heeft plaatsgevonden, maar<br />

wanneer de betwiste verklaring 'in belangrijke<br />

mate' steun vindt in andere<br />

bewijsmiddelen. 3<br />

Corstens merkt in zijn noot onder dit<br />

arrest evenwel op dat het arrest niet uitsluit<br />

dat een bij de politie afgelegde belastende<br />

getuigenverklaring het enige<br />

bewijsmiddel is waaruit de betrokkenheid<br />

van de verdachte bij het feit rechtstreeks<br />

volgt. Ik deel dat oordeel. Het<br />

arrest lijkt slechts een oproepingsplicht<br />

in het leven te roepen van de getuige<br />

die eerst een belastende verklaring aflegt,<br />

welke het enige bewijsmiddel is<br />

waaruit verdachtes betrokkenheid bij<br />

het tenlastegelegde feit rechtstreeks<br />

kan volgen en welke verklaring nadien<br />

door die getuige ten overstaan van een<br />

rechter wordt ingetrokken. Wanneer<br />

blijkt dat de justitiële autoriteiten getracht<br />

hebben die getuige ter terechtzitting<br />

op te roepen, maar wanneer die getuige<br />

niet verschijnt en verdere<br />

oproeping zinloos is gebleken, staat het<br />

de rechter immers vrij de in het opsporingsonderzoek<br />

afgelegde verklaring<br />

NEMESIS <strong>2003</strong> nr. 3 19

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!