18.09.2013 Views

(2003) nummer 3 mei/juni - Nemesis

(2003) nummer 3 mei/juni - Nemesis

(2003) nummer 3 mei/juni - Nemesis

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Art. 250a Sr, lid 1 sub 1 en 2<br />

- 1. Met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren<br />

of een geldboete van de vijfde categorie<br />

wordt gestraft:<br />

1°. degene die een ander door geweld of een andere<br />

feitelijkheid of door bedreiging met geweld<br />

dwingt dan wel door misbruik van uit feitelijke<br />

verhoudingen voortvloeiend overwicht of door<br />

misleiding beweegt zich beschikbaar te stellen tot<br />

het verrichten van seksuele handelingen met een<br />

derde tegen betaling, dan wel onder voornoemde<br />

omstandigheden enige handeling onderneemt<br />

waarvan hij of zij weet of redelijkerwijs moet<br />

vermoeden dat die ander zich daardoor tot het<br />

verrichten van die handelingen beschikbaar stelt;<br />

2°. degene die een persoon aanwerft, medeneemt<br />

of ontvoert met het oogmerk die persoon in een<br />

ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te<br />

stellen tot het verrichten van seksuele handelingen<br />

met een derde tegen betaling;<br />

(...)<br />

vernij-achtige praktijken, ongeacht het soort arbeid of<br />

diensten. 5 Als gevolg van (de voorgenomen) ratificatie<br />

van het protocol moet Nederland haar huidige wetgeving<br />

aanpassen, nu de Nederlandse strafbaarstelling<br />

van mensenhandel immers uitsluitend ziet op dwang<br />

en uitbuiting voor prostitutie. Inmiddels ligt hiervoor<br />

ook een conceptwetsvoorstel klaar. 6 Hierin wordt<br />

voorgesteld het bestaande art. 250a Sr te handhaven,<br />

inclusief het hier besproken sublid, en de uitbreiding<br />

neer te leggen in een nieuw art. 274a Sr. Als argument<br />

voor de handhaving van het verbod op vrijwillige werving<br />

over de grens wordt aangevoerd dat de regering<br />

van oordeel is dat de argumenten die destijds pleitten<br />

voor de handhaving van deze bepaling nog steeds valide<br />

zijn en dat het artikel een nuttig en aanvullend instrument<br />

biedt in de bestrijding van mensenhandel gericht<br />

op seksuele uitbuiting. Bovendien, zo wordt<br />

gesteld in de memorie van toelichting, kunnen aan de<br />

totstandkoming van het protocol geen argumenten<br />

worden ontleend die wijzen op handhaving of schrapping<br />

van dit artikellid. 7<br />

Zoals gesteld is het echter de vraag in hoeverre dit verbod,<br />

voorzover het betrekking heeft op EU-onderdanen,<br />

verenigbaar is met het EG-recht. In dit artikel<br />

5. Mensenhandel wordt in art. 3 van het VN-Protocol Mensenhandel<br />

gedefinieerd als: het werven, vervoeren, overbrengen van en het bieden<br />

van onderdak aan of het opnemen van personen, door dreiging<br />

met of gebruik van geweld of andere vormen van dwang, van afpersing,<br />

fraude, misleiding, machtsmisbruik of misbruik van een kwetsbare<br />

positie of het verstrekken van of ontvangen van betalingen of<br />

voordelen teneinde de instemming van een persoon te verkrijgen die<br />

zeggenschap heeft over een andere persoon, met het oogmerk van<br />

uitbuiting. Uitbuiting omvat tenminste de uitbuiting van prostitutie<br />

of andere vormen van seksuele uitbuiting, gedwongen arbeid of<br />

diensten, slavernij of praktijken die vergelijkbaar zijn met slavernij,<br />

verplichte dienstbaarheid of de verwijdering van organen. Voor de<br />

vervulling van de delictomschrijving is het niet nodig dat de verhandelde<br />

persoon daadwerkelijk wordt uitgebuit of diens orgaan wordt<br />

verwijderd.<br />

6. Conceptwetsvoorstel van 9 juli 2002 ter uitvoering van internationale<br />

regelgeving ter bestrijding van mensenhandel en mensensmok-<br />

VRIJWILLIGE WERVING EKE GERRITSMA EN MARJAN WIJERS<br />

wordt betoogd dat het strafbaarstellen van vrijwillige<br />

werving over de grens (en dus ook binnen de EU), terwijl<br />

dit binnen Nederland is toegestaan, strijdig is met<br />

het Gemeenschapsrecht omdat daardoor sprake is van<br />

beperking van de fundamentele vrijheden en van ongeoorloofde<br />

discriminatie. Daartoe wordt eerst ingegaan<br />

op de wetsgeschiedenis van dit artikellid en daarna op<br />

het EG-Verdrag en het vrij verkeer van personen.<br />

Wetsgeschiedenis<br />

Kern van art. 250a Sr is dat iemand onvrijwillig in de<br />

prostitutie brengen of houden en het profiteren daarvan<br />

strafbaar is. In twee gevallen speelt dwang c.q. onvrijwilligheid<br />

geen rol, namelijk indien het gaat om minderjarigen<br />

en indien het gaat om werving van buitenlandse<br />

prostituees. In het geval van minderjarigen is<br />

het laten vervallen van het dwangvereiste niet vreemd.<br />

Eén van de doelstellingen van de opheffing van het<br />

bordeelverbod is immers de bescherming van minderjarigen<br />

tegen seksueel misbruik. Bovendien ligt dit<br />

verbod niet alleen in lijn met de algemene zedelijkheidswetgeving,<br />

maar ook met de per 1 oktober 2000<br />

ingevoerde strafbaarstelling van seks met een minderjarige<br />

die zich ter prostitutie aanbiedt. 8<br />

Een Belgische prostituee kan zonder<br />

problemen legaal in Nederland werken,<br />

maar de Nederlandse exploitant die haar<br />

in België werft is strafbaar<br />

Het niet stellen van een dwangvereiste in geval van<br />

werving over de grens is echter minder voor de hand<br />

liggend. Uit de wetsgeschiedenis is af te leiden dat<br />

hiervoor bewust is gekozen. Hierbij speelde een aantal<br />

argumenten een rol. In de eerste plaats wordt in de memorie<br />

van toelichting zowel bij het oude art. 250ter Sr<br />

als het huidige art. 250a Sr verwezen naar oude verdragsverplichtingen.<br />

9 Het gaat dan om het Internationaal<br />

verdrag nopens de bestrijding van de handel in<br />

meerderjarige vrouwen uit 1933, dat verplicht tot strafbaarstelling<br />

van het aanwerven van meerderjarige<br />

vrouwen 'zelfs met haar goedvinden' wanneer dit gebeurt<br />

met het oog op het plegen van ontucht in een ander<br />

land. 10 Ook in de recente memorie van toelichting<br />

wordt als argument voor de handhaving van het verbod<br />

kel (nog onge<strong>nummer</strong>d).<br />

7. MvT Conceptwetsvoorstel van 9 juli 2002, p. 7. Zie voor de argumenten<br />

destijds voor de invoering van het verbod op werving over<br />

de grens onder andere TK1988-1989,21 027, nr. 3 en nr. 5, TK1991-<br />

1992, nr. 80 en 81 en TK 1998/99, 25 437, nr. 17.<br />

8. Art. 244, 245, 248b Sr.<br />

9. MvT, TK 1988-1989, 21 027, nr. 3; MvT, TK 1996-1997, 25 437,<br />

nr. 3; Handelingen 28 januari 1999, TK 1998-1999, nr. 45.<br />

10. Art. 1 van dit Verdrag verplicht staten tot strafbaarstelling van<br />

'Any person who, in order to gratify the passions of another person,<br />

procures, entices or leads away, even with her consent, a woman or<br />

a girl of full age for immoral purposes to be carried out in another<br />

country' ( Stbl. 598, 8 oktober 1935). Met betrekking tot de 'handel<br />

in vrouwen' binnen de nationale grenzen blijft het dwangvereiste bestaan.<br />

Ook toen deed zich dus het merkwaardige feit voor dat staten<br />

op nationaal niveau konden tolereren wat zij op internationaal niveau<br />

veroordeelden. Zie voor een uitgebreide bespreking van de verschü-<br />

64 NEMESIS <strong>2003</strong> nr. 3

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!