18.09.2013 Views

(2003) nummer 3 mei/juni - Nemesis

(2003) nummer 3 mei/juni - Nemesis

(2003) nummer 3 mei/juni - Nemesis

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Noten<br />

1. Waarschijnlijk omdat het een toelichting<br />

betrof op een ter terechtzitting in de openbaarheid<br />

gedaan verzoek. In de zaak Bouterse<br />

(HR 23 oktober 2001, NJB 2001, 164,<br />

p. 2059) had het hof uit eigen beweging de<br />

advocaat en de AG in raadkamer uitgenodigd<br />

voor nader overleg. De Hoge Raad verwierp<br />

de opvatting dat hetgeen in de raadkamer<br />

van het Hof is voorgevallen, moest<br />

worden beschouwd als een onderdeel van<br />

het onderzoek ter terechtzitting.<br />

2. Vgl. HR NJ 1992,530; GJ.M. Corstens,<br />

Het Nederlands strafprocesrecht, 3e druk,<br />

p.539.<br />

3. BGH 16 april 1993, NStZ 1993, p. 450.<br />

4. BGH 20 april 1999, NStZ 1999,426.<br />

5. Vgl. HR 23 maart 1993, NJB 1993,139,<br />

p.311.<br />

Nr. 1593 (RN-kort)<br />

Rechtbank 's-Gravenhage<br />

6 november 2002<br />

Nr. 01/2564<br />

Mrs. Willink, Dozy, Klik<br />

J., eiseres, procureur mr. Van den Brüle,<br />

tegen NN schadeverzekeringsmaatschappij,<br />

gedaagde, procureur mr.<br />

Hoekstra<br />

Seksueel geweld; aansprakelijkheidsverzekering;<br />

verjaring; cessie<br />

Art. 3:307 BW<br />

NN is de aansprakelijkheid*verzekeraar<br />

van B. B. Is veroordeeld voor<br />

het plegen van ontucht met J.; J.<br />

heeft B. hiervoor in 1994 aansprakelijk<br />

gesteld. In 1996 heeft B. een<br />

voorschot op de schadevergoeding<br />

aan J. betaald. In 2000 heeft J. B.<br />

aangesproken voor het restant van<br />

de schade. B. heeft dit niet betaald.<br />

B. heeft de schade in augustus 2000<br />

gemeld aan NN, en zijn vordering op<br />

NN gecedeerd aan J. NN weigert uit<br />

te keren. J. vordert thans onder<br />

meer een verklaring voor recht dat<br />

NN op basis van cessie verplicht is de<br />

schade die zij ten gevolge van het<br />

seksueel misbruik door B. heeft geleden<br />

en nog zal lijden te vergoeden.<br />

De rechtbank wijst de vordering af<br />

op grond van verjaring. J. vordert<br />

als rechtsopvolger van B. nakoming<br />

van een verplichting uit de verzekeringsovereenkomst.<br />

Deze vordering<br />

verjaart vijf jaar nadat deze opeisbaar<br />

is geworden. De vordering<br />

jegens NN is opeisbaar geworden<br />

vanaf het moment dat B. zijn vorderingsrecht<br />

geldend heeft kunnen maken,<br />

dus vanaf het moment dat B.<br />

aan NN kenbaar had kunnen maken<br />

RECHTSPRAAK<br />

dat hij een beroep wenste te doen op<br />

de verzekeringsovereenkomst. Dit<br />

moment ligt op het tijdstip dat B.<br />

door J. aansprakelijk was gesteld<br />

(1994). B. heeft zijn schade eerst in<br />

2000 gemeld. De verjaring is niet gestuit<br />

door de brieven en betalingen<br />

tussen J. en B. Niet relevant is wat<br />

zich heeft afgespeeld in de<br />

(rechts)verhouding tussen B; en J.,<br />

nu de kwestie van de verjaringstermijn<br />

zich afspeelt in de rechtsverhouding<br />

tussen B. en NN. Nu B. zijn<br />

schade te laat heeft gemeld heeft J.<br />

geen vorderingsrecht (krachtens cessie)<br />

jegens NN.<br />

SOCIALE ZEKERHEID<br />

Nr. 1594 (RN-kort)<br />

Centrale Raad van Beroep<br />

6 november 2002<br />

Nr. 01/2578 AOW, [/SZ <strong>2003</strong>/1, 6<br />

Mrs. De Vries, Simon, Wulffraat-van<br />

Dijk<br />

A., appellante, tegen de Sociale Verzekeringsbank,<br />

gedaagde<br />

Vrijwillige verzekering Aow/Anw;<br />

gelijke behandeling<br />

Bijlage VI onderdeel J EEG-Verordening<br />

1408/81<br />

In Bijlage VI van EG-Verordening<br />

1408/71 is een regeling opgenomen<br />

die voorziet in de mogelijkheid van<br />

vrijwillige verzekering voor de<br />

Aow/Anw van de huwelijkspartner<br />

van een werknemer die verplicht<br />

verzekerd is in Nederland. Appellante<br />

heeft gebruik gemaakt van deze<br />

regeling, die verzekering mogelijk<br />

maakt zolang de echtgenoot in Nederland<br />

verplicht verzekerd is. De<br />

verzekering eindigt op het moment<br />

waarop de echtgenoot 65 jaar wordt.<br />

Appellante acht dit in strijd met het<br />

beginsel van gelijke behandeling van<br />

mannen en vrouwen, nu meer mannen<br />

dan vrouwen werkzaam zijn en<br />

mannen in de regel ouder zijn dan<br />

hun echtgenote. De CRvB overweegt<br />

dat de mogelijkheid tot vrijwillige<br />

verzekering beoogt een regeling te<br />

treffen voor de niet verzekerde partner<br />

van een in Nederland verplicht<br />

verzekerde werknemer, inhoudende<br />

dat deze zich kan verzekeren tegen<br />

gunstiger voorwaarden dan de nationale<br />

regeling. Deze doelstelling is objectief<br />

gerechtvaardigd. Het gekozen<br />

middel ten aanzien van het einde van<br />

deze vrijwillige verzekering is noodzakelijk<br />

om het gestelde doel te kun-<br />

nen bereiken. Geen indirect onderscheid<br />

naar geslacht.<br />

VREEMDELINGEN<br />

Afhankelijk verblijfsrecht<br />

Nr. 1595<br />

Rechtbank 's-Gravenhage, zp Rotterdam<br />

17 januari <strong>2003</strong><br />

Nr. AWB 01/4228 OVERIO, LJN-m.<br />

AF6547<br />

Mrs. Derkx, Meskers. Duinhof<br />

A, eiseres, gemachtigde mr. Gelok, tegen<br />

de Minister voor Vreemdelingenzaken<br />

en Integratie, voorheen de<br />

Staatssecretaris van Justitie, verweerder,<br />

gemachtigde mr. De Leeuw<br />

Voortgezet verblijf na verbreking<br />

relatie binnen drie jaar; seksueel geweld;<br />

verblijf bij dochter; art. 8<br />

EVRM; positieve verplichting<br />

Art. 8 EVRM<br />

Betrokkene, afkomstig uit Kameroen,<br />

is binnen drie jaar gescheiden<br />

van haar Nederlandse man, die ten<br />

tijde van het huwelijk haar dochter,<br />

die toen ongeveer zes jaar oud was,<br />

heeft erkend. De dochter kreeg daardoor<br />

de Nederlandse nationaliteit.<br />

Binnen het huwelijk was sprake van<br />

(seksueel) geweld, waarvoor de echtgenoot<br />

ook is veroordeeld. Het verzoek<br />

om voortgezet verblijf werd afgewezen.<br />

Ook een beroep op art; 8<br />

EVRM baatte niet omdat de IND<br />

vond dat de dochter ook weer in Kameroen<br />

kon aarden. Eiseres was al<br />

uitgeprocedeerd ten tijde van inwerkingtreding<br />

van TBV 2000/25 (positie<br />

van vrouwen in het vreemdelingenbeleid).<br />

Na ongegrondverklaring<br />

van het beroep (in 1998) heeft eiseres<br />

een nieuwe aanvraag ingediend voor<br />

verblijf bij Nederlands kind respectievelijk<br />

op medische gronden. Later<br />

heeft zij ook een aanvraag gedaan op<br />

grond van de witte illegalen regeling.<br />

De rechtbank gaat niet in op de invloed<br />

die TBV 2000/25 nog kan hebben<br />

op deze zaak en verklaart het beroep<br />

gegrond op art. 8 EVRM.<br />

(...)<br />

// Overwegingen<br />

2.(...)<br />

Aangaande de aanvraag om een vergunning<br />

tot verblijf bij haar kind stelt<br />

eiseres zich op het standpunt dat gedwongen<br />

terugkeer naar Kameroen een<br />

definitief einde betekent voor het ge-<br />

NEMESIS <strong>2003</strong> nr. 3 27

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!