(2003) nummer 3 mei/juni - Nemesis
(2003) nummer 3 mei/juni - Nemesis
(2003) nummer 3 mei/juni - Nemesis
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
hoord kunnen worden, terwijl zij in<br />
ieder geval tot die tijd, ook als benadeelde<br />
partij, kennelijk wél was te bereiken.<br />
Niet blijkt dat de rechter-commissaris<br />
een bevel medebrenging heeft<br />
gegeven, terwijl evenmin blijkt dat de<br />
getuige is 'ge-VIPS-t'. Gelet op de levensstijl<br />
van de getuige komt een eventuele<br />
detentie mij toch niet geheel<br />
denkbeeldig voor. Datzelfde geldt voor<br />
de getuigen [getuige 1] en [getuige 2].<br />
In zoverre verschilt de zaak naar mijn<br />
smaak met de casus die ten grondslag<br />
lag aan het arrest van HR NJ 1999, 74,<br />
waarin de politie in een proces-verbaal<br />
volgens de A-G 'verslag doet van haar<br />
vele pogingen de getuige te bereiken'<br />
en tevens een bevel medebrenging was<br />
gegeven.<br />
Voorts verwijs ik nog naar hetgeen ik<br />
hiervoor onder 3.5 opmerkte over het<br />
oordeel van het hof dat het nutteloos<br />
was de getuigen alsnog op te roepen ter<br />
terechtzitting.<br />
3.17. De vraag is voorts of verzoeker<br />
de mogelijkheid heeft gehad om de betrouwbaarheid<br />
van de getuigen op een<br />
andere wijze in twijfel te trekken.<br />
Mijns inziens geldt in dat opzicht dat<br />
ten aanzien van feit 1 het wellicht voor<br />
de hand had gelegen de arts die het<br />
slachtoffer [het slachtoffer] op de<br />
avond van de verkrachting heeft onderzocht<br />
als getuige te horen. In het medisch<br />
verslag (dat deels als bewijsmiddel<br />
3 is opgenomen) wordt immers<br />
onder meer gewag gemaakt van 'pijn<br />
en spierspanning'. Mij dunkt dat de arts<br />
iets zinnigs had kunnen verklaren over<br />
de aannemelijkheid van eventueel uitgeoefend<br />
geweld op het slachtoffer.<br />
Ook de getuigen [getuige 4] en [getuige<br />
5], die bij de politie beweren het<br />
slachtoffer kort na de verkrachting in<br />
een ontredderde staat te hebben gezien,<br />
zouden wellicht meer duidelijkheid<br />
hebben kunnen verschaffen.<br />
In beide gevallen geldt dat ook van het<br />
hof zelf in dit opzicht het nodige initiatief<br />
mag worden verwacht om aldus<br />
(een begin van) compensatie te beiden<br />
voor de onmogelijkheid de slachtoffers<br />
te (doen) ondervragen. 16<br />
In dit verband kan nog worden opgemerkt<br />
dat de verdediging afstand heeft<br />
gedaan van de getuige [getuige 3], die<br />
wellicht verzoekers 'alibi' dat hij ten<br />
tijde van het delict in Zwitserland verbleef,<br />
zou hebben kunnen bevestigen.<br />
Wel heeft de verdediging, naar eigen<br />
zeggen, getracht het vliegticket waaruit<br />
dit verblijf zou kunnen blijken, boven<br />
water te halen.<br />
Ook het feit dat in eerste aanleg niet is<br />
verzocht de aangeefsters als getuige te<br />
RECHTSPRAAK<br />
horen, terwijl gelet op het tijdsverloop,<br />
het toen mogelijk eenvoudiger was geweest<br />
de verblijfplaats van de vrouwen<br />
te achterhalen, dient in mijn optiek te<br />
worden meegewogen. 17<br />
Voor de feiten 2. en 3. geldt slechts dit<br />
laatste argument, nu uit het dossier in<br />
ieder geval niet blijkt van andere mogelijke<br />
getuigen en evenmin van een<br />
medisch onderzoek.<br />
3.18. In zijn arrest heeft het hof geen<br />
verantwoording afgelegd voor het feit<br />
dat verzoeker op het weergegeven bewijsmateriaal<br />
is veroordeeld zonder dat<br />
hij in de gelegenheid is gesteld de belangrijkste<br />
getuigen te (doen) ondervragen.<br />
Gelet op het vorenoverwogene meen ik<br />
dat is onder deze omstandigheden niet<br />
is voldaan aan het bepaalde in art. 6<br />
EVRM.<br />
3.19. Het middel is dus gegrond.<br />
(...)<br />
7. Deze conclusie strekt tot vernietiging<br />
van de bestreden uitspraak op<br />
grond van het eerste middel, tot verwijzing<br />
van de zaak naar het gerechtshof<br />
te 's-Hertogenbosch teneinde de zaak<br />
op het bestaande hoger beroep opnieuw<br />
af te doen en tot verwerping van het beroep<br />
voor het overige.<br />
Noten<br />
l.Ziebv. HRJV71999,74.<br />
2.Vgl.HRN71993,535.<br />
3. Zie ook HR NJ 1996, 573; HR NJ 1996,<br />
645.<br />
4. Zie HRNJ 1994, 427, rov. 6.3 (iii-3).<br />
5. Zie bv. EHRM 23 april 1997, NJ 1997,<br />
635, Reports 1997-III, p. 711 (Van Mechelen).<br />
6. EHRM NJ 2002, 101 (Luca)<br />
7. Aldus ook Schalken in zijn noot onder het<br />
arrest.<br />
8. Zie bv. HR A/71992, 481.<br />
9. Zie de noot van Knigge onder HR NJ<br />
1999, 74.<br />
10. Zie de noot van Schalken onder EHRM<br />
NJ 2002, 101 (Luca).<br />
11. Een blik achter de papieren muur (politieproces-verbaal,<br />
dossierparagraaf 2.1.8 en<br />
2.1.9) leert mij bovendien het volgende:<br />
- getuige [getuige 4], een collega van het<br />
slachtoffer, heeft verklaard dat de verdachte<br />
het slachtoffer [het slachtoffer] op 9 september<br />
1998, in ieder geval na 16.00 uur, in zijn<br />
auto liet stappen en dat op diezelfde dag,<br />
omstreeks 19.00-19.30 uur het slachtoffer<br />
terugkwam en 'helemaal overstuur en huilend<br />
vertelde (...) dat zij verkracht was'.<br />
- de getuige [getuige 5] zag het slachtoffer<br />
op 9 september 1998, omstreeks 18.00 uur,<br />
op straat lopen, terwijl zij zwaaibewegingen<br />
maakte. De vrouw rende naar de auto van de<br />
getuige toe en zei: 'Ik moet naar de politie,<br />
ik moet naar de politie'. De vrouw zag er<br />
volgens de getuige slecht uit en maakte op<br />
hem een 'wanhopige indruk'. Nadat zij bij<br />
de getuige in de auto was gestapt vertelde zij<br />
dat zij was verkracht.<br />
Geen van beide getuigen is ter terechtzitting<br />
gehoord, terwijl daaromtrent evenmin een<br />
verzoek is gedaan.<br />
12. Zie de conclusie van mijn ambtsgenoot<br />
Fokkens vóór HR NJ 1999,74 en EHRM NJ<br />
1988, 745 (Unterpertinger), EHRM NJ<br />
1993, 710 (Asch) en EHRM 28 augustus<br />
1992, 242-A (Artner).<br />
13. Zie bv. HR NJ 1998, 799. Zie ook<br />
EHRM NJ 1993,710 (Asch).<br />
14. Zie P.S. vs.Germany, EHRM 20 december<br />
2001. In deze zaak was het bewijs van<br />
seksueel misbruik met name gebaseerd op<br />
de verklaringen van de moeder van het jeugdige<br />
slachtoffer met betrekking tot haar<br />
dochters versie van de gebeurtenissen, de<br />
verklaring van de politieambtenaar die het<br />
<strong>mei</strong>sje had gehoord en het rapport van een<br />
psycholoog die de verklaringen van het<br />
slachtoffer geloofwaardig achtte. Weliswaar<br />
werd een schending van art. 6 EVRM<br />
aangenomen, omdat de verdediging niet de<br />
mogelijkheid had gekregen om het slachtoffer<br />
te (doen) ondervragen, maar hieraan<br />
lijkt voornamelijk debet het lange tijdsverloop<br />
(18 maanden) tussen de gebeurtenissen<br />
en het opmaken van het psychologisch rapport.<br />
Zie rov. 29.<br />
15. EHRM NJ 1993, 710, rov. 29.<br />
16. Zie o,m. EHRM 20 september 1993, series<br />
A no 261-C (Saïdï). Zie ook mijn conclusie<br />
vóór HR NJ 1998, 910, waarin de HR<br />
schending van art. 6 EVRM aannam.<br />
17. Zie ook HR NJ 1999, 74.<br />
Nr. 1591<br />
Hoge Raad<br />
25 <strong>juni</strong> 2002<br />
Nr. 00778/01, LJN-m. AD9964<br />
Mrs. Davids, De Savornin Lohman,<br />
Numann<br />
X, verdachte, advocaat mr. Bokserh<br />
Seksueel misbruik van kinderen; getuigen;<br />
strafprocesrecht; studioverhoor<br />
Art. 288 Sv<br />
Afwijzing van een verzoek tot een<br />
(tweede respectievelijk eerste) studioverhoor<br />
van de minderjarige<br />
slachtoffergetuigen op grond van gezondheidsrisico<br />
voor deze minderjarigen<br />
is met toepassing van de juiste<br />
maatstaf genomen. De aanvullende<br />
overweging van het hof dat van de<br />
noodzaak tot een studioverhoor niet<br />
is gebleken nu de verdachte het feit<br />
ontkent, acht de Hoge Raad onbe-<br />
NEMESIS <strong>2003</strong> nr. 3 21