(2003) nummer 3 mei/juni - Nemesis
(2003) nummer 3 mei/juni - Nemesis
(2003) nummer 3 mei/juni - Nemesis
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
dachte gevolgen worden verbonden: nu de verdediging<br />
geen enkele gelegenheid heeft gehad de slachtoffergetuigen<br />
te (doen) ondervragen mochten de door hen bij de<br />
politie afgelegde verklaringen niet tot het bewijs worden<br />
gebruikt.<br />
De rechterlijke overtuiging in de schijnwerpers<br />
De Hoge Raad verwerpt het middel: de maatstaf van art.<br />
288 lid I onder a Sv is door het hof juist toegepast. Ook<br />
de subsidiaire klacht treft geen doel. Overeenkomstig eerdere<br />
uitspraken oordeelt de Hoge Raad dat belastende<br />
verklaringen van derden tot het bewijs mogen worden gebruikt,<br />
mits uit andere bewijsmiddelen voldoende steun<br />
blijkt voor de betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde.<br />
Opgemerkt wordt dat uit de bestreden bewijsmiddelen<br />
een handelingspatroon blijkt, dat niet alleen<br />
bevestiging vindt in het steunbewijs, maar ook in de (deels<br />
ontkennende) verklaring van de verdachte. Impliciet geeft<br />
de Hoge Raad zodoende een oordeel over de betrouwbaarheid<br />
van de slachtoffergetuigen. Daarmee geeft hij<br />
ook een oplossing voor de onbereikbaarheid van de<br />
straatprostituee als getuige, een groep die potentieel risico<br />
loopt slachtoffer te worden van seksueel geweld. Het<br />
nadeel van zo'n benadering is echter dat de nadruk bij de<br />
bewezenverklaring sterker dan vaak al het geval is komt te<br />
liggen op de rechterlijke overtuiging. Dat is problematisch,<br />
omdat het hier gaat om door de verdachte betwiste verklaringen,<br />
die als enige bron van bewijs voor rechtstreekse<br />
betrokkenheid van verdachte gelden.<br />
Onvoldoende inspanningen?<br />
A-G Machielse besteedt hier in zijn conclusie uitgebreid<br />
aandacht aan en meent, mijns inziens terecht, dat in zo'n<br />
geval zwaardere eisen moeten worden gesteld aan het<br />
steunbewijs. 3 Niet volstaan kan worden met de redenering<br />
dat de betrokkenheid van de verdachte wordt bevestigd<br />
door ander bewijsmateriaal (in deze zin ook: HR 12 oktober<br />
1999 JOL 1999, 207). Maar ook overigens meent de A-<br />
G dat de inspanningen van politie en Openbaar Ministerie<br />
in deze zaak tekort zijn geschoten. Andere vormen van<br />
procedurele compensatie voor het gefrustreerde ondervragingsrecht<br />
waren immers mogelijk geweest, zoals het<br />
ambtshalve oproepen van één of meer (andere) getuigen<br />
en/of een (rapporterend) deskundige. 4 Wanneer, zoals in<br />
de onderhavige zaak voorzienbaar is dat de slachtoffergetuigen<br />
geen gehoor zullen geven aan de oproeping te getuigen<br />
ten overstaan van de rechter en de verdediging,<br />
hebben politie en Openbaar Ministerie tot taak zich in te<br />
spannen om voldoende, kwalitatief hoogwaardig steunbewijs<br />
te verzamelen op grond waarvan de rechter kan komen<br />
tot een legitieme, liefst gemotiveerde bewezenverklaring.<br />
Inmiddels is naar verluidt in deze zaak een klacht<br />
ingediend bij het EHRM. 5<br />
EHRM 20 december 2001, P.S. v. Germany, resp. HR<br />
25 <strong>juni</strong> 2002: minderjarige slachtoffergetuigen<br />
Deze zaken betreffen beiden seksueel misbruik van minderjarigen.<br />
Ook hier had de verdediging in beide zaken<br />
GRENZEN AAN HET ONDERVRAGINGSRECHT R E N É E K O O L<br />
verzocht de slachtoffers te kunnen horen, welk verzoek<br />
was afgewezen. In het verlengde daarvan werd door de<br />
verdediging tevens bezwaar gemaakt tegen het gebruik van<br />
bij de politie afgelegde verklaringen.<br />
Psychologie van de koude grond<br />
In P.S. v. Germany 6 wordt een pianoleraar ervan beschuldigd<br />
zijn achtjarige leerling ontuchtig te hebben betast.<br />
Het slachtoffer wordt gehoord door de politie, waar zij de<br />
aangifte door haar vader bevestigt. Haar moeder verklaart<br />
dat haar dochter die middag overstuur is thuisgekomen<br />
van de pianoles en verklaart over hetgeen het <strong>mei</strong>sje haar<br />
heeft verteld over het seksueel misbruik. Verdachte verzoekt<br />
om een psychologische rapportage teneinde de betrouwbaarheid<br />
van het slachtoffer te kunnen toetsen, hetgeen<br />
wordt afgewezen. Daarvoor worden twee redenen<br />
opgegeven. Ten eerste meent de rechter op grond van<br />
diens ruime ervaring in familiezaken te beschikken over<br />
voldoende oordelingsvermogen, ten tweede zou zo'n onderzoek<br />
ernstig afbreuk doen aan de gezondheidstoestand<br />
van het slachtoffer, die de gebeurtenis volgens zeggen van<br />
de ouders inmiddels had verdrongen.<br />
In hoger beroep wordt de gevraagde rapportage alsnog<br />
gelast; de gedragsdeskundige acht de verklaringen van het<br />
slachtoffer afgelegd bij de politie betrouwbaar. De verdediging<br />
verzoekt opnieuw het slachtoffer te kunnen horen<br />
ter zitting. De medisch onderbouwde weigering van de<br />
ouders om daar medewerking aan te verlenen wordt, tezamen<br />
met de uitslag van het voornoemde deskundigenonderzoek,<br />
voldoende geacht om het verzoek af te wijzen.<br />
Het slachtoffer wordt als 'onvindbare' getuige gekwalificeerd.<br />
Ook een derde rechtsgang mag niet baten, waarna verdachte<br />
een klacht indient bij het EHRM wegens schending<br />
van art. 6 EVRM.<br />
Onvoldoende motivering<br />
Het EHRM constateert een schending van art. 6 lid 3<br />
EVRM. Uitgangspunt is dat alle bewijs in beginsel op een<br />
openbare zitting ten overstaan van de verdachte moet<br />
worden overgelegd. Geconstateerd wordt dat het achtjarige<br />
slachtoffer in geen enkele instantie is ondervraagd<br />
door een rechter, hetgeen ook de verdediging de mogelijkheid<br />
heeft ontnomen de betrouwbaarheid van de<br />
slachtoffergetuige te toetsen. Hoewel het EHRM het legitiem<br />
oordeelt bij de inrichting van het strafproces rekening<br />
te houden met de belangen van jeugdige slachtoffergetuigen<br />
vereist dat wel een motivering van de uit dien<br />
hoofde toegepaste restricties op de verdedigingsrechten<br />
(par. 28).<br />
De in eerste aanleg gegeven motivering wordt onvoldoende<br />
bevonden, en hoewel men getracht heeft dit verzuim in<br />
tweede instantie te repareren worden ook deze inspanningen<br />
onvoldoende bevonden. Het tijdsverloop en het<br />
feit dat de slachtoffergetuige wederom niet door enige<br />
rechter is gehoord, bieden onvoldoende procedurele<br />
compensatie voor het niet kunnen effectueren van het ondervragingsrecht<br />
(par. 29). Temeer daar de verklaring van<br />
de slachtoffergetuige het enige rechtstreekse bewijs is<br />
3. Machielse sluit zich aan bij het commentaar van Knigge en Schalken in 5. Rozemond vermeldt in een recent artikel dat de raadsman voorne-<br />
hun noten onder HR 14 april 1998, NJ 1999, 73 resp. HR 29 september mens is de zaak aan te brengen bij het EHRM; Klaas Rozemond, 'Bewijs-<br />
1998, N] 1999, 74 en EHRM 27 februari 2001, NJ 2002, 101, Luca v. Italy. minima voor getuigenverklaringen', N/6 2002 nr. 39, voetnoot 22.<br />
4. Over dit punt eerder: A-G Fokkens in zijn conclusie voor HR 29 sep- 6. NJ 2002,435, m.nt. Schalken. Zie voor de uitspraak ook het katern van<br />
tember 1998, NJ 1999,74.<br />
dit <strong>nummer</strong>, RN <strong>2003</strong>/3, 1588.<br />
70 NEMESIS <strong>2003</strong> nr. 3