10.07.2015 Views

Nummer 3/2006 (.pdf) - FOD Sociale Zekerheid

Nummer 3/2006 (.pdf) - FOD Sociale Zekerheid

Nummer 3/2006 (.pdf) - FOD Sociale Zekerheid

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

BELGISCH TIJDSCHRIFT VOOR SOCIALE ZEKERHEID - 3e TRIMESTER <strong>2006</strong>het orgaan van de ontvangende lidstaat de juistheid van de afgifte van de E 101-verklaringopnieuw onderzoeken en de verklaring zo nodig intrekken. Dit kan ondermeer gebeuren indien het orgaan van de ontvangende lidstaat twijfels uit over dejuistheid van de feiten die aan de verklaring ten grondslag liggen en van de daarinopgenomen gegevens (106). Het Hof verwijst hierbij uitdrukkelijk naar deomstandigheid dat deze feiten niet zouden voldoen aan de vereisten van art. 14, lid1 of art. 14 bis Verordening 1408/71. Hierbij bevestigt het Hof impliciet dat het nietde E 101-verklaring zelf is die bepaalt welke wetgeving van toepassing is: het zijn debepalingen van Verordening 1408/71 zelf die dat doen. Maar het E 101-formuliercreëert een vermoeden dat het de wetgeving van het uitgevende orgaan is die vantoepassing. Het orgaan van een andere lidstaat moet hiermee rekening houden enkan dus niet overgaan tot de effectieve toepassing van zijn eigen wetgeving, zolangde E 101-verklaring nog geldig is. De facto zijn de betrokkenen immers reeds onderworpenaan de wetgeving van een staat (107). Het gaat hier dus op de eerste plaatsom een praktische benadering van het Hof om het probleem van de feitelijke onderwerpingaan de wetgeving van meer dan één lidstaat te vermijden.Het Hof geeft verder dan ook aan welke procedure er moet gevolgd worden indiende betrokken organen het niet eens geraken over de interpretatie van de feiten ende vraag welke wetgeving de jure van toepassing is. Indien de betrokken organenhet niet eens worden over, met name, de beoordeling van de concrete feiten vaneen specifieke situatie, en derhalve over de vraag of die situatie onder art. 14, lid 1of art. 14 bis, lid 1 Verordening valt, staat het hun vrij de zaak voor te leggen aan deAdministratieve Commissie. Slaagt de Administratieve Commissie er niet in de standpuntenvan de bevoegde organen te verzoenen, dan staat het de ontvangende lidstaatvrij, met behoud van een eventuele mogelijkheid van beroep in rechte in delidstaat van het afgevende orgaan, een niet-nakomingsprocedure in de zin van art. 227434(106) Deze zienswijze van het Hof is ook terug te vinden in H.v.J., 11 november 2004, nr. C-372/02,Adanez Vega, Jur. H.v.J., 2004, p. I-10761, punt 36. Dit arrest ging over een verklaring van hetbevoegde orgaan van een lidstaat over de vervulde tijdvakken van verzekering of arbeid door debetrokkene krachtens de wetgeving van deze lidstaat.(107) Opvallend is wel dat het Hof niet aan het afgevende orgaan vraagt om, in geval van twijfel ophet moment van de aanvraag tot E 101-verklaring, vooraf contact op te nemen met het bevoegdeorgaan van de ontvangende lidstaat alvorens over te gaan tot de afgifte van de E 101-verklaring. Tochis het al dan niet voldaan zijn aan een aantal voorwaarden voor detachering niet of moeilijk te controlerendoor het orgaan van het uitzendende land, vooral die voorwaarden die betrekking hebbenop de werkplaats zelf en de organisatie van het werk, zoals het al dan niet bestaan van een roterendedetachering of van een organische band met de uitzendende onderneming. Het Hof zelf merkte inhet arrest Fitzwilliam op dat voor de vaststelling van het bestaan van een organische band, het uit deomstandigheden van de tewerkstelling moet blijken dat de werknemer gedurende de detacheringsperiodeonder het gezag van de betrokken onderneming staat (punt 24). Zie tevens: Keunen,F.W.M., o.c., p. 124; Jorens, Y. en Hajdu., J., o.c., p. 30; Sengers. K en Donders, P., l.c., p. 101.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!