HERVORMING VAN DE SOCIALE ZEKERHEIDIN BELGIEOVERPEINZINGEN BIJ EEN BIJDRAGE VANBEA CANTILLONDOOR ETIENNE DE CALLATAY (1)De sociale zekerheid van vandaag is niet langer te vergelijken met die van het beginvan de naoorlogse periode (2). Zowel de regels van ons socialezekerheidsstelsel alsde economische, sociale en demografische omgeving waarin het functioneert, zijngeëvolueerd. We mogen dus geen genoegen nemen met het feit dat ons sociaalmodel in het verleden werd beschouwd als een... model! Integendeel: we moetenons socialezekerheidsstelsel onder de loep nemen om na te gaan of het in staat is inte spelen op de uitdagingen van morgen en of het nog steeds doeltreffend is.“Is onze sociale zekerheid nog sociaal en zeker?” vroeg Bea Cantillon zich onlangs afin een uitstekende bijdrage (3). Dat artikel, dat uit vier delen bestaat, begint met eenschets van de evolutie van het sociale beleid in de loop van de voorbije decennia.Het tweede deel situeert België op het vlak van sociale performantie, waaruit blijktdat ons sociale model aan doeltreffendheid heeft ingeboet. Het derde deel werpteen licht op het waarom van deze ontgoochelende evolutie. Het vierde deel tot slotgeeft de grote lijnen weer van de maatregelen die zouden moeten worden genomenom onze sociale zekerheid beter te doen presteren.Wij stellen voor om het debat van ideeën te voorzien door middel van een beknoptecommentaar bij het artikel van B. Cantillon; hierbij volgen we dezelfde structuur alshet oorspronkelijke artikel. Ons standpunt komt grotendeels overeen met deopvattingen die in het artikel worden uitgedrukt. We zijn het in grote lijnen eensover de diagnose en over de medicatie; op het vlak van de posologie zijn de verschillenin standpunt echter meer opmerkelijk. Het armoedecijfer is in België(1) Etienne de Callataÿ werkt bij Bank Degroof. Hij is gastlector aan de UCL (Fopes) en de Facultés deNamur (Faseg). De onderhavige commentaar werd op persoonlijke titel geschreven.(2) R. Savage, Economie belge 1953-2000. Ruptures et mutations, Presses Universitaires de Louvain,Louvain-la-Neuve, 2004.(3) B. Cantillon, Hoe sociaal en zeker is de sociale zekerheid nog? Reflecties over de toekomst van desociale zekerheid in België, Belgisch Tijdschrift voor <strong>Sociale</strong> <strong>Zekerheid</strong>, nummer 4, pp. 719-735, 2005.453
BELGISCH TIJDSCHRIFT VOOR SOCIALE ZEKERHEID - 3e TRIMESTER <strong>2006</strong>toegenomen en het imago van ons land als Europees model kreeg flink wat klappen.Bij deze bedroevende vaststelling is een nog radicalere vernieuwing dan die diedoor B. Cantillon wordt voorgesteld, wenselijk (4).1. EVOLUTIE VAN ONZE SOCIALE ZEKERHEIDOok al kunnen we terecht wijzen op de veelbetekenende wijzigingen die werdendoorgevoerd in onze socialezekerheidsstelsels, moeten we ons toch afvragen of we,in plaats van aan veelbetekenende wijzigingen, niet eerder behoefte hadden aanstructurele wijzigingen, afgestemd op de mutaties in onze samenleving en in het bijzonderop de tweevoudige uitdaging van de vergrijzing en de mondialisering. Beidezijn door en door positief omdat ze het mogelijk maken dat we langer leven en datlanden uit de armoede geraken, maar ze vereisen aanpassingen die moeilijk zijn uitte leggen en die voor de bevolking van de industrielanden moeilijk aanvaardbaarzijn. In een omgeving waar fysiek, financieel en menselijk kapitaal mobiel is en decoördinatie van het budgettaire, fiscale, sociale en milieubeleid van de overheidbeperkt is, moet de nationale sociale zekerheid grondiger worden overdacht. Wemoeten durven bevestigen dat het pensioenstelsel van de vastbenoemdeambtenaren buitensporig vrijgevig is en dat elke pensionering vóór 40 of 42 effectievearbeidsjaren aanleiding zou moeten geven tot een zware financiële straf die inverhouding staat tot de kostprijs voor de gemeenschap.In de loop van de decennia mogen er dan al positieve wijzigingen zijn aangebracht,met meer bepaald onlangs nog de invoering van de begrippen “activering van desociale-uitkeringstrekkers” en “responsabilisering van de actoren”, toch moeten weons ook afvragen of die wijzigingen wel ver genoeg gaan. Wij delen het optimismevan B. Cantillon niet als zij oordeelt dat “de werkloosheidsvallen met redelijk succeswerden bestreden” en dat “de grootste afhankelijkheidsvallen werden weggewerkt”.Wanneer rekening wordt gehouden met de liquiditeitsverplichting en dekortzichtigheid van de betrokken economische actoren, met de slechte arbeidsomstandighedenen de uitgaven die het uitoefenen van een beroep met zich meebrengt,en met de aantrekkingskracht van de informele economie, dan blijft de overtuigingdat er niet voldoende tot werken wordt aangespoord.Tot slot, wat de vaststelling aangaande de veranderingen van de voorbije decenniabetreft, moeten ook de negatieve veranderingen worden gemeld, met name deafbraak van laaggeschoolde jobs door de verhoging van de sociale minima, de stijgingvan het aantal openbare en semi-openbare ambten en gesubsidieerde banen, deinsijpeling van een malthusiaanse visie op de arbeidsmarkt, waar een vast aantalbanen beter zou moeten worden verdeeld, de steeds complexere organisatie van de454(4) Voor een gedetailleerdere uiteenzetting, zie E. de Callataÿ, La sécurité sociale: quand l’immobilismeconduit à la dérive; verschijnt in het verslag van het Colloque Jean Dabin van december 2005.