10.07.2015 Views

Nummer 3/2006 (.pdf) - FOD Sociale Zekerheid

Nummer 3/2006 (.pdf) - FOD Sociale Zekerheid

Nummer 3/2006 (.pdf) - FOD Sociale Zekerheid

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

EEN ANALYSE VAN DE NOODZAKELIJKE VOORWAARDEN OM INDICATOREN BELEIDSANALYTISCH TE GEBRUIKEN ...Om de impact van de beleidsmaatregelen op de kinderarmoede na te gaan makenSutherland en Piachaud (2001) gebruik van het Britse microsimulatiemodelPOLIMOD (22). In de analyse werden alle maatregelen die aangekondigd werdensinds de aantrede van de Labourregering in april 1997 en april 2000 opgenomen, diemodeleerbaar waren binnen het model (23). Zowel beleidsveranderingen met hetoog op het verhogen van het inkomensniveau van gezinnen met kinderen, als maatregelendie het inkomen van gezinnen verminderen, werden gesimuleerd. De situatievan voor de aantrede (24) van de Labourregering (April 1997) geldt als uitgangssituatieom de impact van de beleidsveranderingen tegen af te zetten. Kinderarmoedewordt gemeten op basis van de armoedelijn die 50% van het gemiddeldgestandaardiseerd huishoudinkomen (berekend over individuen) bedraagt (Sutherlanden Piachaud, 2001, p. 86). Daarbij wordt gebruik wordt gemaakt van deMcClement-equivalentieschaal (25).(22) De simulaties met POLIMOD werden gemaakt op basis van de Family Expenditure Survey van1994-95 en 1995-96, waarvan de prijzen en inkomens worden aangepast naar 1999-2000 (Sutherlanden Piachaud, 2001).(23) Voor de gedetailleerde lijst van alle gemodelleerde beleidsmaatregelen verwijzen we naar deappendix van Sutherland, H. en Piachaud, D. (2001), Reducing child poverty in Britain: an assessmentof government policy 1997-2001. In: The Economic Journal, 111 (februari).(24) De situatie wordt omgerekend naar 1999 op basis van aanpassingen aan de prijsindex (Sutherlanden Piachaud, 2001, p. 89).(25) In 2004 werd een nieuwe manier om kinderarmoede te meten ingevoerd in Groot-Brittanië(Department for Work and Pensions, 2003). Sinds 2004 wordt vooruitgang in kinderarmoede gemetenop basis van een set van hoofdindicatoren die elk een eigen aspect van armoede naar boven brengen.Bij de ontwikkeling van nieuwe indicatoren werden verschillende opties overwogen (Departmentfor Work and Pensions, 2003, p. 4): het gebruik van een aantal hoofdindicatoren i.v.m. onderwijsniveau,inkomen, werkloosheid,…; indicatoren verwerken tot een index van 1 cijfer; een hoofdmaatgebruiken van blijvende armoede die maten om laag inkomen en materiële deprivatie te metencombineert; een hoofdset van indicatoren gebruiken die laag inkomen en ‘consistent poverty’ meten“tiered approach”. Uiteindelijk werd geopteerd voor een set van drie hoofdindicatoren. De setbestaat uit een absolute en een relatieve (60% van het gestandaardiseerd mediaan inkomen) armoedeindicatoren een indicator die materiële deprivatie en laag inkomen combineert. Sinds 2004 wordtook de aangepaste equivalentieschaal van de OESO gebruikt. Een kind wordt gedefinieerd als eenpersoon jonger dan 16 en jonger dan 19 indien hij/zij voltijds middelbaar onderwijs volgt. Behalve dehoofdindicatoren wordt de kinderarmoede in kaart gebracht aan de hand van een multidimensioneleset van 15 indicatoren in overeenstemming met de gecoördineerde aanpak op verschillende beleidsdomeinen.341

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!