SOCIALE ZEKERHEID EN DETACHERINGBINNEN DE EUROPESE UNIE. DE ZAAKHERBOSCH KIERE: EEN GEMISTE KANS IN DESTRIJD TEGEN GRENSOVERSCHRIJDENDESOCIALE DUMPING EN SOCIALE FRAUDEDOOR HERWIG VERSCHUEREN (1)1. INLEIDINGOp 26 januari <strong>2006</strong> velde het Europese Hof van Justitie zijn arrest in de zaak HerboschKiere NV (2). Deze zaak ging over de betekenis van de E 101-verklaring diewordt afgeleverd in het kader van de toepassing van Verordening 1408/71 (3). Dezeverordening stelt onder meer de toepasselijke socialezekerheidswetgeving vast inhet geval van een detachering van werknemers binnen de Europese Unie, d.w.z.werknemers die door een werkgever in een lidstaat worden uitgestuurd om voorzijn rekening werken te gaan uitvoeren in een andere lidstaat (4). In zulk een situatieblijven deze werknemers onderworpen aan de socialezekerheidswetgeving vande uitzendende staat. Het Brusselse Arbeidshof had op 23 december 2004 een aantalprejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie. Iets meer dan een jaar later hadhet Hof van Justitie zijn antwoord reeds klaar. Eén en ander was mogelijk omdat indeze zaak geen mondelinge behandeling werd gehouden en de advocaat-generaalhet niet nodig had gevonden om conclusies te trekken. Het lijkt er dus op dat hetantwoord op de gestelde vragen vanuit gemeenschapsrechtelijk oogpunt vanzelfsprekendwas, zodat een snelle afhandeling mogelijk werd.(1) Prof. dr. Herwig Verschueren is docent aan de Universiteit Antwerpen en gastprofessor aan deVrije Universiteit Brussel en voormalig ambtenaar bij de Europese Commissie (1992-2004);Herwig.Verschueren@skynet.be. Deze bijdrage werd afgesloten op 20 juli <strong>2006</strong>.(2) H.v.J., 26 januari <strong>2006</strong>, nr. C-2/05, Herbosch Kiere NV, Jur. H.v.J., <strong>2006</strong>, p. I-1079. De verwijzingnaar arresten van het Hof van Justitie worden in deze bijdrage één keer volledig weergegeven en vervolgensenkel met hun karakteristieke naam (in dit geval het arrest Herbosch Kiere).(3) Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van desocialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnende Gemeenschap verplaatsen. Deze verordening werd herhaaldelijk gewijzigd. Een geconsolideerdeversie ervan is te vinden op: http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/consleg/1971/R/01971R1408-20050505-nl.<strong>pdf</strong>.(4) Verder in deze bijdragen wordt de eerste lidstaat aangeduid als “uitzendende lidstaat”, de tweedeals “ontvangende lidstaat”.403
BELGISCH TIJDSCHRIFT VOOR SOCIALE ZEKERHEID - 3e TRIMESTER <strong>2006</strong>Toch roept dit arrest heel wat vragen op. Op juridisch vlak ging deze zaak over devraag hoe het ontvangende land kan reageren indien het van oordeel is dat aan demateriële voorwaarden voor de detachering, en bijgevolg de toepassing van desocialezekerheidswetgeving van de uitzendende staat, niet is voldaan. Overeenkomstighet werklandbeginsel (lex loci laboris) zou in dat geval de socialezekerheidswetgevingvan het land waar gewerkt wordt, moeten worden toegepast.Meer in het algemeen situeren deze vragen zich in de problematiek van wat men“sociale dumping” noemt: het tewerkstellen van werknemers in een lidstaat zonderdat zij aan de sociale wetgeving van deze lidstaat onderworpen zijn maar aan dewetgeving van een andere lidstaat die voor de werknemers minder gunstige rechtenbiedt en voor hun werkgever goedkoper is. Deze werknemers werken in dat gevalonder de prijs die normaal geldt op de arbeidsmarkt waar zij worden ingezet. Ditleidt niet enkel tot een behandeling die verschillend is van die van de werknemersdie normaal in de betrokken lidstaat werken, maar het betekent ook een concurrentievoordeelvoor de betrokken werkgevers t.a.v. de werkgevers die gevestigd zijn indeze lidstaat. Het gemeenschapsrecht maakt onder bepaalde voorwaarden detoepassing van het sociaal recht van het uitzendland mogelijk, zowel met betrekkingtot het arbeidsrecht (5) als het socialezekerheidsrecht (6). Verder is het ookmogelijk dat zelfstandigen zichzelf “detacheren”, waardoor ze onderworpen blijvenaan het socialezekerheidsstelsel van het land waar ze gevestigd zijn (7).Nochtans heeft deze mogelijkheid de jongste jaren vaak aanleiding gegeven totonbegrip bij werknemers en werknemersverenigingen en bij de bevolking in hetalgemeen. Dit onbegrip kaderde in de recente spectaculaire toename van het aantaldetacheringen tussen lidstaten, vooral sinds de toetreding op 1 mei 2004 van 10nieuwe lidstaten. Deze detacheringen beogen onder meer om de beperkingen ophet vrij verkeer van werknemers vanuit 8 van deze nieuwe lidstaten naar de 15 lidstatenvan vóór de toetreding, te omzeilen. Deze laatste lidstaten kunnen immers tot30 april 2011, onder bepaalde voorwaarden, het vrij verkeer van werknemers uit404(5) Zie Richtlijn nr. 96/71 van de Raad van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstellingvan werknemers met het oog op het verrichten van diensten, PB. L., 21 januari 1997, afl. 18, 1(verder aangeduid als “detacheringsrichtlijn 96/71”). Deze richtlijn legt de toepassing op van een“harde kern” van arbeidsrechtelijke bepalingen van de ontvangststaat. Voor het overige blijft hetarbeidsrecht van de uitzendende staat van toepassing. Deze richtlijn werd in het Belgische rechtomgezet door de Wet van 5 maart 2002, B.S. 13 maart 2002. Zie in het algemeen over deze richtlijno.m.: Houwerzijl, M.S., De detacheringsrichtlijn. Over de achtergrond, inhoud en implementatievan richtlijn 96/71/EG, Deventer, Kluwer, 2005, 428 p. en Storme, H. en Bouzoumita, S., “Arbeidsovereenkomstenin internationaal privaatrecht”, N.j.W., 2005, pp. 290-314. We zullen verder in dezebijdrage niet in detail ingaan op de arbeidsrechtelijke aspecten van de detachering.(6) Art. 14 Verordening 1408/71.(7) Art. 14 bis, lid 1 Verordening 1408/71.