JST 1 M TT WM

544 J. E. M E B I U Swillekeurige in de waare Godlijke Openbaaringen voorgefteld,volftrekt valsch is; gelijk men ligt betrekkelijk iederder voorengemelde ftukken, liet de plaats het thans toe,zoude kunnen aantoonen. — UE. geeve thans alleen maaracht op de willekeurige verordening van het Eeuwig enVleeschwordend Woord ten Middelaar Gods en der Menfchen,en van het geloove in denzelven als het middel onzervereeniginge met Hem, en alzoo van ons deelgenooticnapaan zijne verworvene zaligheden, de vergeeving alleronzer zonden, hoe zwaar en ontelbaar ook, onze verzoeningmet God, onzen vrijmoedigen toegang tot Hem,ende aanneeming tot zijne kinderen bij Hem, gepaard metde belofte des H. Geestes, tot onze vernieuwing, heiligmaaking, bewaaring , en vertroosting , en van het genotder zeegeningen van het Eeuwig Leeven. — Ieder onbevoordeeldgemoed , hoe weinig het ook tor nog toe vande Godlijkheid onzer Openbaaringe overtuigd is, zal moetenerkennen, dat deeze verordening, verre van het gewisfete beroeren, en zeedelijken angst voort te brengen, integendeeljuist gefchikt is, cm Menfchen, die, wegens hetbezef van hun zecdelijk kwaad, en de onvolkomenheidhunner deugds-betrachtingen, ontrust zijn, waaren vreededes gemoeds toe te brengen, door middel van eene gegrondehoope , uit dit geloof gebooren : — Hat niet alleenhunne veelvuldige verkeerdheden, op eene wijze, waar inhet gezach van Gods Wergeevende Macht, en de rechtenen groote oogmerken zijner zeedelijke regeeringe gehandhaafdworden , kunnen uirgedelad worden: — Maar ookhunne gemoederen door de werkingen van den H. Geest,PTl Hpn rlmnrr ppnpr rmrpMTfi» rr,r {~?s\A . n^An*.de meenigvulriige verzoekingen tot het kwaade, zullen be-.kragtigd worden tot eene ftandvastigepooging naaroprechredeugds-betrachting; — En dat deeze hunne, offchoon onvolkomenepoogingen , zeeker overvloedig uit genaadezullen beloond worden in dit, en bijzonder in een toekomendleven. — Waarom ieder derzelver zal moeten wenfohen,dat zulke verordening in de daad waarachtig magbevonden worden ; en dat te meer, terwijl zij nier alleenhet gewisfe ftilt; maar ook, gelijk uit het gezegde blijkt,voor de zaak van Deugd en Godzaaligheid zoo uitneemenddienstbaar bevonden wordt."Profesfor STEINBART had ook onder de bewijzen voorzijn fteizel dit ingebragr: „ Christus heeft uitdrukkelijk„ verklaard, dat alle eifchen der Godheid., en alle waare„ open-