m - Koninklijke Bibliotheek

en de Pr.tdefinatie.foimaakt een vat ter eer, en een vat ter oneer.Als wijnu in deze gelijkenis ons God wilden vertegenwoordigen,als zullende menfehen fcheppen, dan gaat degelijkenis bedroeft mank; om nu maar alleen te- zeggen,dat God 't ganfche menfehdom in Adam rechtgeichapen heeft; God zag al wat Hij gemaakt had,en ziet, het was zeer goed. Gen. 1: 31.Maar/degelijkenis is juift, als wijden menfeh aanmerken, vanGod befchouwd, als gevallen zijnde,der verdoemenis onderworpen:dus zondig enHet Leem ftrekt hierdan tot een zinneprent van 't zondig menfehendom;de vaten ter eere zijn de uitverkoornen in Christustot Zaligheid; de vat en ter oneer e, die God niet verkooren,maar voorbijgegaan en verworpen heeft, endie om hunner zonden wil eeuwig Gods toorn zullendraagen. —Zo min nu, bij gelijkenis gefproken,een vat ter oneere (dat is, zulk een vat, dat tot geenaanzienlijk gebruik dient) den pottebakker zou mogenberispen, dat 't niet gemaakt is overeenkomftigmet de gefteltheid van 't leem, zo als 't te voren was,geheel onaanzienlijk; zo min dit nu aan despottebakkersvaten pasten zou, zo min zou 't eenen verworpenenpasfen met God te twiften, of zijne handelwijzete berispen, dat hij, een vat des toorns zijnde, tot't verderf toebereid, niet beantwoord aan't leem, datis, 't zondig menfehdom , dat geen aanzien heeft.Zoorcgelijke gelijkenis gebruikt deHeere bij denPropheet Jereraias, aangaande 't zundig Ifraël, in 't 1 %C 3Hoofde