m - Koninklijke Bibliotheek

ufoHet agtjle gefprekgroot is, en de bron van daadelijke zonde. Zij iszeer groot, ik zal alleenlijk hier de juifte en zaakelijkebeichrijving doen , die de Catechismus geeft in 't antwoordop de 5e vraag „ Ik ben van natuure geneigtGod en mijnen naailen te haaten."* 285) J. Deze uitdrukking fchijnt wat al te fterk, enik heb meer dan eens menfehen gefproken, die er zigzeer aan geërgert hebben.L. Ik geloof zeer wel dat er zijn die dit niet geloven,men hoeft daar toe niet buiten onze kerk tot Re-.monltranten en andere Pelagiaansgezinden te gaan; demeefte menfehen, zo lang zij den Geeft der verlichtingen wedergeboorte misten, kunnen dit niet zeer toftemmen.Evenwel is 't eene zekere waarheid; de wetGods behelft liefde: laat iemand die wet van God nagaanin derzelver uitgeftrekten en geeltelijken zin, zo alsde Catechismus die verklaard, en daar mede zijne daadenvergelijken, en hij zal bevinden, dat hij 't tegendeeldoet, en daar door haat hij God en zijn naaften.Het is waar, er zijn natuurlijke menfehen, die uiterlijkveel liefde daaden aan hun evenmenfeh bewijzen;maar uit welk beginzel? 't zondig eigen belang is"tbeweegrad hunner daaden; en daar aan, wanneer 't tepas komt, offeren zij 't welzijn van hunne naaften op.-7 De Catechismus zegt ook niet dat .dit in alle e-ven zeer tot daaden uitbreekt; neen, in alle is eene zekere,geneigtheid. De Bijbel fpreekt ruim zo Iterk.- Rom.