m - Koninklijke Bibliotheek

4 Êet eerfte Gefprek van de kennisje Godsgeneigtheid om 'aanftonds zonder omllag van bewijs,'uit gevoel van eige af hanglijkheid toe te ftemmen aandie waarheid, Er is een God: Even als alle menfehenzonder bewijs gewoon zijn toe te ftemmen, dat 't geheelgrooter is dan zijn deeL — De verkregenkennis word men deelachtig uit de nauwkeurige befchouwingvan ons wonderkunftig lichaam , onze 1edele ziel, zon, maan, fterren, dieren, planten enz.wij merken dat dit alles zijn begin en voortduuringniet aan zigzelven verfchuldigt is, hier uit klimmenwij op tot een' Schepper of eerfte voortbrenger, enwel tot zulk een voortbrenger die ongefchapen is }want anders was hij even zo afhanglijk als die zichtbareSchepzelen zijn; en dus leeren wij hier Godkennen, als de onaf bangelijke en bijgevolg ook deeeuwige, Hoogjl volmaakte; ja uit de grootheid enveelheid der Schepzelen als de Almagtige, uit de nétteorder als de wijze, de Goedertierne enz.4. ) J. Nu begrijp ik de zaak klaarder.L. Laat ik er dit nog bij voegen, indien er zulkeen'ingefchapen of aangebooren kennis niet was, zoudenalle menfehen zo eenparig uit de befchouwingder Schepzefèn niet tot de kennis eener Godheid gekomenzijn, hier om zegt Paulus Rom. 1:19 Hetgcene van God kennelijk is, is in hun openbaar enz.5. ) J. Op dit laatfte zal ik twee bedenkingen maaken, terwijl UE: mij daar toe vrijheid verleent heèft.De eerfte is' deze. ET zijn Atheiften of Godverlochenaars.