m - Koninklijke Bibliotheek

Hit de Natuur, ett cl*er de H. Schrift 192.1.) J. Dit overtuigt mij genoegzaam, dat de HsS. van een Godlijken ooriprong is'. Maar hoe zal ikaan iemand derzelver Godiijkheid bewijzen, die geeneerbied voor dezelve heeft, die beweert dat 't een zamenftelis, van menfeh!ijk vernuft uitgevonden, om*i onkundig gemeen in den toom te houden*L. Zulke bewijzen dienen wij te hebben, niet alleenom Deïften, Onchristenen, te overtuigen j maattevens voor ons zeiven, om de lillen van den Vorftder duifternisfe te keer te gaan; eene tog van zijnepijlen, waar meede hij heilzoekende Zielen wel eenszoekt te kwatzen of t' onder te brengen, is ook die:Zou de Bijbel zuel Gods JVoord zijn? Ik zal flegtstwee bewijzen, waarvoor angeleerden vatbaar zijn*opgeven. Ons eerfte bewijs is aldus: een van beidenis waar, de Bijbel is van een' menfchlijken oorfprong*even als alle andere boeken, of hij is van een' Godlijkenoorfprong op zulk een wijs, als wij ftraks gezegthebben. Wil iemand beweeren, dat hij van een menfchlijkenooriprong is, dan zijn deszelfs Schrijvers oljgoede opregte mannen geweeft, of kwaade en bedrieglijkemenfehen. Nooit kan zulk een, die de God-Hjkheid des Bijbels ontkent, hen voor braave en eerlijkemenfehen houdenswant tegen de waarheid voorMGods Gcefl geichrecven hebben, kunnen wij ook bewijze*uit 2 Sam. 23: 2. 2 Por. 13:3- Gal. 3:8 de Schrift (dat is; God, daApfteur der Schrift; te verin ziende, dat Gei de Heidenen ir®,V 1 . *