m - Koninklijke Bibliotheek

«5° Het zevende gefprek.263) J. Welke zijn die?L. Deze komen voor in onsb. Tweede link van de Godlijke handelwijze metAdam en Eva vs 20 - 24. En daar in zien wij driezaaken.r. Hoe God Adam geloven deed aan zijne toezeg*gingen, dat er nog een heilig zaad uit zijn vrouw zouvoortkomen, zij Zouden dan niet aanftonds verdelgtworden , maar uit hen 't menfehdom worden voortge»plant. vs. 20,2. God befchikte hen kleederen van vellen, misfchienvan dieren ten otter gefchikt. Mozes zegt ditwel niet uitdrukkelijk, maar dat de offeranden vanGodlijke inftelling zijn, mogen wijniet twijfelen,en in 't 4 C . Hoofdftuk vinden wij dezelve reeds in gebruik.3. Wilde God niet dat de menfeh van den levensboom die een Sacrament des werkverbonds was, zougebruik maaken, ten einde zij hun heil en waar gelukniet langs verkeerde wegen of door ongeoorloofde middelenzouden bejagen. Adam (hier onder moet menook zijn vrouw begrijpen) moeft dus 't Paradeis verhaten, en de toegang tot denboom des levens wierd doorCherubim benomen, die bij den Hof in 't ooften meteen vlammend zwaard (tonden.264) J. Over dit laatfte gedeelte van Gen. 3. hebik nog eenige vraagen te doen. Wat moet ik door dieuitdrukking verftaan, die wij vinden, vs 22. Toen zeide