m - Koninklijke Bibliotheek

ïfan de VoorziemgheUh i7§«ónde verftaan? Hellebroek leert mij, dat een HeiligGod geen oorzaak van iets zondigs zijn kan, daar Hijook de zonde haat en ftraft, volgens Pf. 5: 6 beri7 a . Gij haat alle werkers der ongerggtigheid; Gijzult de leugen/prekers verdoen enz.L. Dit kan gefchieden behoudens Gods Heiligheid jzonder dat Hij een Werkmeelter van dé zónde is; Merkhier toe deze drie zaaken op:a. Voor eerft, dat God de zonde heiliglijk toelaat,dit ziet men, Gen. 45: 8. Nu dan (dus fprak Jolèphtot zijne broeders) gij hebt mij herwaarts niet gezondenj maar God zelve enziZomtijds belet God datde menfeh vérder in 't kwaade vootgaat, zo lezenwij Gen. 20. Hoe Abimelech Sara Abrahams huisvrouwwegnam, maar door God niet toegelaten wierd haar aante roeren. Hij beltiert de zonde; en wel dikwerf zo, datze rot heil der menfehen uitloopt. Gen. 50: 20. zeide Jozeph,Gijlieden wel, gij hebt kzvaad tegen mijgedagt,maar God heeft dat ten goede gedagt: op dat Hijdee .de, gelijk 't ten dezen dage is, om een groot volk inU leven te behouden. Hand. 2: 36. .zo zveete dan ze.kerlijk 't ganfche huis Ifraèls,dat God hem tot eenHeer en Chriftus gemaakt beeft, dezen Jezus, dien gijgekt ui ft hebt.b. Ten tweeden, moet men in aanmerking neemen $dat de zonde niet iets wezenlijk of zaaklijk is, maar ietsgebrekkigs. Een daad word zondig genaamd, niet voorao var wij de bloote daad als daad buiten betrekking vanM, a