m - Koninklijke Bibliotheek

uit de Natuur, en over de II. Schrift. 5naars en dus is die kennis zo algemeen niet, derhalve»ook niet aangebooren in zulk een zin, als ftraks gezegtis?L. Godgeleerden hebben voor lang aangemerkt,dat dit alleen Atheiften in de praktijk of beoerleningzijn, die zig zeiven en anderen tragten wijs te ma.ken, dat er geen God is, om dat zij zulks vuuriglijkwenlchen,omte geruftcr in de zonden te leven. Maarlaten wij eens gul zijn, en tocftaan, dat er ook eenigezijn die dit geloven, zou daarom die kundigheidniet algemeen en den menfeh natuurlijk zijn. — h'zden menfeh niet natuurlijk eigen dat hij t' vermogenbezit om te zien, te hooren, en te fpreeken? maater worden nu en dan blinden, dooven en „ommengebooren. Is't den menfeh niet natuurlijk dat hijloopen en werken kan ? maar zomtijds gebeurt 't datiemand zonder handen en voeten ter waareldkomt, enzulkeo kunnen wij monlters der natuur noemen. Zijner dan zodanige Atheiften, zo laten wij dezelve voormonlters der natuur houden, die van God niet weeten,fehootl 't menfehdom Hem overal taften en vin.den kan. Is h onmoogelijk dat wanneer iemand langzijn oogen geflooten heeft voor 'c helder licht der Rede,dat God den zulken regtvaerdiglijk overgeeft in eenverkeerden zin. —. Dit nogtans geloof ik zeeker,dat er niemand onder de menfehen gevonden word,die uit eene gemoedelijke, overreding, na alles voor•A 3 e«