m - Koninklijke Bibliotheek

ac6Het zesde gefprek over 'tbereikt worden, en dus God zig vrijwillig aan denmenfeh verbond.209) J. Heeft God dit gedaan ?L. Ja, God heeft (leeds, zo voor als na den val,in de uitvoering zijner zedelijke voorz.enigheid verbondsgewijsmet den menfeh gehandelt.210) J. Maar ik heb gifier avond lang gedagt, hoeik Hellenbroek begrijpen meet, als hij zegt dater maartwee verbonden zijn, een verbond der werken, en eenverbond der genade. Wat moet ik dan van dat verbond denken, waar van wij lezen Gen. 9. ik durf ditniet voor 't Genade verbond houden, dewijl 't niet alleenNoach en zijn' zoonen, maar ook de dieren der aardebetreft, want dus zegt God in 't 9 « JO vers, ziet ikrigte mijn verbond op met «, en met alle levendige zieledie met u is, van 't gevogelte, van 't vee enz. En omer een werkverbond van te maken, kan ik nog veelminder befiuiten ?L. Er is maar tweeërlei verbond door God bekendgemaakt, voor zo ver God een weg keft aangewezen',langs welken de menfehen de eeuwige gelukzaligheidkunnen deelagtig worden. Vooreerft in den ftaat derregtheid een verbond der va erken, en na den val eenverbond der genade. Het verbond, waar van gij fpreektGen. 9. en meer andere verbonden in vervolg van tijd,zijn alle t genade verbond zelve niet, maar zulke welkeGodoprigtte uit kragt van't Genade verbond; hebbende't zelve ten grondflag; of liever ze behorentot.