m - Koninklijke Bibliotheek

2°4 Het zesde gefprek over %L. Buiten twijfel; want hij was er mede gefehapep,Natuurlijk betekend dan niet, dat't tot zijn wezen behoord,maar dat van 't eerfte ogenblik zuner komftin de waereld, dit deugden beeld hem eigen.was, evenalsPauluszcgt van 't tegenwoordig menfehdom, Eph. 2:3. ivij zijn van natuure kinderen des toorns. - ,Voor 't ovejige deeze edele ziel der eerfte menfciïen,was eene iuwoneresfe van een Vqqrtreflijk lichaam'en Adam wierd na zijne fchepping in 't Paradijs ge.'bragt. (£).208) J.hem beven natuurlijk was, cn van God hem gefehonken omzekere ongeregelde oewegingen, die wel geen zonden waren,maar de oorzaak daar van konden zijn, te keer te gaan Wijmerken hier tegen aan, dat dit gevoelen ftrijd met de H. S.welke leert, dat de menfeh goed en naar Gods beeld gefchapenis; ook kan er geen redelijk fchepzel bcdagt worden , dat't .gebruik zijner reden hebbende, noch goed noch kwaad isInd.cn nu Adam bij 't eerfte ogenblik zijner fchepping nietgoed geweeft is, moet hij noodzaaklijk kwaad geweeft zijn,'t welk ongercimt is. Daar en boven vooronderftellen déRoomfchgezindcn, dat de begeerte die tegengegaan moetworden,geen zonde is: 't tegendeel leert Paulus uitdruklijk Rom 17-' 7-(g) Paradijs. In 't Hcbreeuwfch DTiS een woord datwaarfchijnlijker van een Hebreeuwfchen , dan Perfifchen'oorfprongis, om dat 'tin de fehriften van Salomo gevonden wordPred. a: 5. Hmgl. 4: 13. eer dat de Ifraellers met de Perfiaanea