Een bachelordiploma behalen in het Vlaams hoger onderwijs

5. ConclusiesIn dit rapport werd onderzocht in welke mate het behalen van een bachelordiploma in hetVlaams hoger onderwijs samenhangt met het geslacht, de ‘aanvangsleeftijd’, devooropleiding in het secundair onderwijs en het studiegebied en de vorm van hoger onderwijswaarin gestart werd.Het onderzoek werd uitgevoerd op de populatie van generatiestudenten die in deacademiejaren 2004-2005 en 2005-2006 in het Vlaams hoger onderwijs startten. De datawerden aangereikt door het departement Onderwijs, Afdeling Hoger Onderwijs.In eerste instantie wordt een beschrijving gegeven van de twee cohortes. Een eersteonderdeel geeft de samenstelling van de populatie van generatiestudenten in termen vangeslacht, ‘aanvangsleeftijd’, onderwijsvorm en studierichting secundair onderwijs en vormvan hoger onderwijs. Het tweede onderdeel geeft een beeld van het percentagegeneratiestudenten dat een bachelordiploma behaalt na drie jaar, naar vier jaar en, voor decohorte 2004 ook, na vijf jaar studie. We vatten de belangrijkste bevindingen samen.De mannelijke generatiestudenten zijn in de meerderheid in de academisch gerichtebacheloropleidingen aan de hogescholen. In de twee andere vormen van hoger onderwijs zijnde vrouwelijke generatiestudenten in de meerderheid. Ook qua ‘aanvangsleeftijd’ zijn erverschillen tussen de vormen van hoger onderwijs. De generatiestudenten aan de universiteitzijn gemiddeld jonger dan de generatiestudenten aan de hogescholen. Binnen deze laatstezijn de generatiestudenten die starten in een professioneel gerichte bacheloropleidinggemiddeld ouder dan diegenen die starten in een academisch gerichte bacheloropleiding.Verder blijkt dat er een duidelijk verschil is tussen de drie vormen van hoger onderwijs metbetrekking tot de genoten vooropleiding tijdens het secundair onderwijs. In de academischgerichte bacheloropleidingen aan de hogescholen is er een grotere instroom van leerlingen uithet kunstsecundair onderwijs dan in de twee andere vormen van hoger onderwijs. In deprofessioneel gerichte bacheloropleidingen stromen vooral leerlingen uit het technischsecundair onderwijs in en er is ook een grotere instroom vanuit het beroepssecundaironderwijs dan in de academisch gerichte bacheloropleidingen. De universiteitsstudentenkomen voornamelijk uit het algemeen secundair onderwijs. De studierichtingen van hetalgemeen secundair onderwijs die het sterkst vertegenwoordigd zijn in de academischgerichte bacheloropleidingen aan de hogescholen zijn wetenschappen-wiskunde, economiemodernetalen en economie-wiskunde. De professionele bacheloropleidingen oefenen vooralaantrekkingskracht uit op de leerlingen uit economie-moderne talen en menswetenschappen.Aan de universiteit zijn de leerlingen uit wetenschappen-wiskunde en uit Latijn-wiskundeoververtegenwoordigd. In het beroepssecundair onderwijs zijn heel veel studierichtingen ende participatie aan het hoger onderwijs is niet zo hoog. Dat maakt het weinig zinvol zonietonmogelijk om de klemtonen in een notendop samen te vatten. In de academisch gerichtebacheloropleidingen schrijven heel wat leerlingen uit de richtingen vrije beeldende kunst,toegepaste beeldende kunst, beeldende vorming en architecturale vorming in. In deprofessioneel gerichte bacheloropleidingen zijn de studierichtingen architecturale enbinnenhuiskunst, vrije beeldende kunst, toegepaste beeldende kunst en woordkunst-dramahet best vertegenwoordigd. Een relatief klein aantal leerlingen uit het kunstsecundair60