Zicht op kwetsbaarheid
nationaalrapporteurzichtopkwetsbaarheidinteractief_tcm23-34694
nationaalrapporteurzichtopkwetsbaarheidinteractief_tcm23-34694
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
76<br />
<strong>Zicht</strong> <strong>op</strong> <strong>kwetsbaarheid</strong><br />
Hoewel gearrangeerde huwelijken en huwelijksdwang <strong>op</strong> het eerste gezicht te onderscheiden fenomenen<br />
zijn, is in literatuur en beleid ook veel aandacht voor de overlap tussen beide. 48<br />
In het navolgende wordt de relatie tussen gearrangeerde kindhuwelijken en mensenhandel én seksueel<br />
geweld tegen kinderen nader bestudeerd. Daarbij is er aandacht voor drie onderwerpen: (1) de<br />
relatie tussen dit soort huwelijken en mensenhandel en dwang, (2) de relatie tussen dit soort huwelijken<br />
en criminele uitbuiting, en tot slot, (3) de relatie tussen de consummatie van een gearrangeerd kindhuwelijk<br />
en mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen. Het perspectief dat in het geval van alle drie<br />
de onderwerpen wordt gebruikt, is dat van het materieel strafrecht. Gekeken wordt in hoeverre het fenomeen<br />
van de gearrangeerde kindhuwelijken raakt aan delicten die in het Wetboek van Strafrecht ten<br />
aanzien van mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen zijn <strong>op</strong>genomen. Op de inherente beperkingen<br />
aan zo een benadering wordt in subparagraaf 4.1.4.5 nog teruggekomen.<br />
4.1.4.1 De relatie tussen gearrangeerde kindhuwelijken, mensenhandel en dwang<br />
De vraag kan worden gesteld of het arrangeren van een kindhuwelijk <strong>op</strong> zichzelf een vorm van mensenhandel<br />
<strong>op</strong>levert. Daartoe zal, in elk geval onder artikel 273f lid 1 sub 2 Sr, sprake moeten zijn van de intentie –<br />
aan de kant van de ouders – om het kind met het arrangeren van het huwelijk uit te buiten. Die intentie zal<br />
bijvoorbeeld kunnen worden afgeleid uit het feit dat voor het ‘overdragen’ van een meisje haar ouders een<br />
bruidsschat ontvangen. Toch is het wel de vraag in hoeverre hier daadwerkelijk ook het oogmerk <strong>op</strong> uitbuiting<br />
is gericht. Hoewel de associatie met (deze vorm van) mensenhandel zeker niet vergezocht is, lijkt het<br />
arrangeren van het huwelijk in zichzelf namelijk niet de kern van de delictsomschrijving van mensenhandel<br />
ex art. 273f lid 1 sub 2 Sr te raken, waarbij het ‘verdienelement’ vaak duidelijker voor<strong>op</strong> staat. 49<br />
Dat wil niet zeggen dat gearrangeerde kindhuwelijken vanuit strafrechtelijke <strong>op</strong>tiek onproblematisch<br />
zijn. Het is de vraag of in het geval van gearrangeerde kindhuwelijken – waarbij per definitie sprake is van<br />
een overwichtsituatie van ouders <strong>op</strong> kinderen 50 – niet ook sprake is van een vorm van strafrechtelijk relevante<br />
dwang. De overlap tussen gearrangeerde huwelijken en huwelijksdwang is <strong>op</strong> meerdere plekken in<br />
de literatuur beschreven. Over het algemeen lijkt er consensus over te zijn dat gearrangeerde huwelijken<br />
niet per definitie huwelijksdwang <strong>op</strong>leveren. Daarvan is pas sprake als het gearrangeerde huwelijk als<br />
onvrijwillig kan worden aangemerkt. De beantwoording van de vraag wanneer een gearrangeerd huwelijk<br />
overlo<strong>op</strong>t in een situatie van huwelijksdwang is dus afhankelijk van de vraag wanneer kan worden gesproken<br />
over het ontbreken van vrijwilligheid en dus wanneer sprake is van dwang. Dwang is als zodanig<br />
strafbaar gesteld in artikel 284 Sr, dat het oog heeft <strong>op</strong> degene die een ander of een derde wederrechtelijk<br />
en door middel van dwangmiddelen dwingt iets te doen, niet te doen of te dulden. 51 Dit delict gaat uit van<br />
een breed dwangbegrip. De bepaling bestaat uit een veelheid aan dwangvormen, waaronder ook ‘andere<br />
feitelijkheden’, waar voornoemde overwichtsituatie bijvoorbeeld onder kan vallen, maar wellicht ook de<br />
(gepercipieerde) druk die aan de kant van de kinderen bestaat om te voldoen aan cultureel-sociale verwachtingen.<br />
52 Het is niet eenvoudig een dergelijke vorm van ‘sociale drang’ te bewijzen. 53 Zoals ook is<br />
48 Op deze overlap wordt dieper ingegaan in paragraaf 4.1.4.1.<br />
49 Hiervan leek wel sprake in een in Nederland spelende zaak die beschreven is in het eerder genoemde onderzoek van<br />
het Eur<strong>op</strong>ean Roma Rights Centre (Vgl. ERCC, 2011: p. 73). Zie over de kern van de delictsomschrijving van mensenhandel<br />
verder Esser en Dettmeijer-Vermeulen, 2014.<br />
50 Vgl. bijv. Rb. Gelderland 21 december 2015, ECLI:NL:RBGEL:2015:8040.<br />
51 TenC Sr, art. 284 Sr (Van der Meij).<br />
52 Door een respondent in het onderzoek van Rutten et al. wel omschreven als ‘culturele dwang’ (Rutten et al. 2015: p.<br />
109). In Myria, 2015: p. 12 wordt ook wel gesproken over ‘morele dwang’.<br />
53 Myria, 2015: p. 12.